In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 december 2014, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 1a te [Z] door de heffingsambtenaar van de gemeente Zaltbommel was vastgesteld op € 435.000 per waardepeildatum 1 januari 2013. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en had ook een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) opgelegd. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde te hoog was, waarbij hij een waarde van € 381.000 bepleitte. Tijdens de zitting op 20 oktober 2015 in Arnhem werd belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar, [A], en taxateur [B]. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de aan de onroerende zaak toegekende waarde niet te hoog was vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de waarde in goede justitie op € 415.000 moest worden vastgesteld, en vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en de heffingsambtenaar. Tevens werd de aanslag OZB aangepast naar deze nieuwe waarde. De uitspraak werd gedaan door de derde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2015.