In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2015 uitspraak gedaan op het verzet van [X] BV tegen de eerdere uitspraak van het Hof van 24 maart 2015, waarin het hoger beroep van belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard wegens te late betaling van griffierecht. De zaak betreft een geschil over aanmaningskosten en kosten van dwangbevel met betrekking tot de aanslag vennootschapsbelasting 2008. De Ontvanger had op 21 januari 2014 uitspraak gedaan op de bezwaren van belanghebbende, waarna belanghebbende beroep instelde bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde. Het Hof verklaarde dit hoger beroep echter niet-ontvankelijk, omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend, stellende dat de betalingstermijn onduidelijk was en dat zij tijdig een betalingsopdracht had gegeven. Het Hof heeft vastgesteld dat de herinneringsnota pas enkele dagen na verzending bij belanghebbende is aangekomen, waardoor de betaling binnen de gestelde termijn was gedaan. Het Hof oordeelde dat het hoger beroep ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het verzet gegrond. Tevens werden de kosten van het verzet vastgesteld op € 31, zijnde de reiskosten van belanghebbende naar Arnhem.