ECLI:NL:GHARL:2015:967

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
1969-14 en 1970-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek om schadevergoeding na detentie in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland van 25 augustus 2014. De verzoeker, die in een strafzaak 183 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, vroeg om schadevergoeding van de Staat voor de geleden schade ten gevolge van zijn detentie, ter hoogte van € 15.455,-. De rechtbank had verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat hij niet van alle ten laste gelegde feiten was vrijgesproken. Het hof heeft de zaak in openbare raadkamer behandeld en de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker gehoord. Het hof oordeelde dat de zaak niet als afzonderlijke zaak kon worden beschouwd onder de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, omdat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof bevestigde de beslissingen van de rechtbank en verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om schadevergoeding. Het hof baseerde zijn oordeel op de rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat een zaak pas is geëindigd wanneer de rechter over alle feiten een einduitspraak heeft gedaan. Aangezien verzoeker niet van alle feiten was vrijgesproken, was er geen ruimte voor toewijzing van de schadevergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
ZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
Beschikking d.d. 5 februari 2015 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, meervoudige raadkamer, op het hoger beroep tegen de beschikkingen ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2014 op een verzoek van:

[verzoeker],

geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet verschenen. Wel verschenen is de advocaat van verzoeker, mr. O.G. Schuur, advocaat te Rotterdam.

De beschikking waarvan beroep

De rechtbank heeft bij voormelde beschikkingen verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

De inhoud van het verzoek

Verzoeker vraagt vergoeding ten laste van de Staat voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane detentie in een strafzaak heeft geleden ten bedrage van € 15.455,-, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven.
Voorts vraagt verzoeker een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening van het verzoekschrift.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verzoeker is blijkens akte d.d. 8 september 2014 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde beschikkingen in hoger beroep gekomen.

De behandeling in raadkamer

Het hof heeft in openbare raadkamer van 22 januari 2015 gehoord de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker.
Voorts heeft het hof gezien de stukken, waaronder het verzoekschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken.

De beoordeling van het hoger beroep

Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het navolgende gebleken:
- tegen verzoeker is een strafzaak aanhangig geweest, behandeld onder parketnummer
18-630212-11 door de rechtbank Noord-Nederland;
- verzoeker heeft 183 dagen (te weten van 16 mei 2011 tot 17 november 2011) in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht;
- verzoeker is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 24 december 2013 vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en veroordeeld tot straf ter zake van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten;
- voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 7 januari 2014;
- verzoeker heeft het verzoek op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend.
Bij de bestreden beschikkingen heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek omdat hij niet van alle onder parketnummer 18-630212-11 ten laste gelegde feiten is vrijgesproken.
Namens verzoeker heeft diens advocaat zich op het standpunt gesteld dat de zaak tegen verzoeker bij het vonnis van de rechtbank weliswaar niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, maar dat verzoeker is vrijgesproken van de zwaarste feiten. Dat zijn volgens de advocaat ook de feiten waarvoor de voorlopige hechtenis is toegepast. Verzoeker is veroordeeld ter zake van twee inbraken die geheel losstaan van de feiten waarvan hij is vrijgesproken en in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De advocaat is daarom, mede gelet op een beschikking van hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2011:2133), van opvatting dat aan verzoeker naar redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding toekomt.
De advocaat-generaal heeft zich, met een beroep op bestendige rechtspraak, in navolging van de Hoge Raad, op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, nu hij niet is vrijgesproken van al hetgeen hem bij de dagvaarding ten laste is gelegd. De advocaat-generaal heeft in dit verband nog gewezen op een arrest van gerechtshof Arnhem van 9 februari 2009 (ECLI:NL:GHARN:2009:BI1304) waarin een passage uit het jaarverslag 2005-2006 van de Hoge Raad is aangehaald, inhoudende dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad het, gelet op de bestendige rechtspraak, niet nodig heeft geoordeeld tegen daarvan afwijkende beschikkingen cassatie in het belang der wet in te stellen.
Het hof overweegt als volgt.
In zijn arrest van 8 mei 2011 (ECLI:NL:HR:2001:AB1502) heeft de Hoge Raad zijn eerder in het arrest van 14 november 1989 (NJ 1190,274) gegeven uitleg van het begrip "zaak" in de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bevestigd. Overwogen is dat moet worden aangenomen dat in het eerste lid van artikel 258 Sv onder "de zaak" moet worden verstaan al datgene waarop het rechtsgeding betrekking heeft. Dat brengt mee, aldus de Hoge Raad, dat in het geval dat een onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad de term "zaak" in artikel 591a, eerste en tweede lid, Sv dan ook de betekenis heeft van "al datgene waarop het rechtsgeding betrekking had" en dat de grenzen daarvan zijn vastgelegd in hetgeen bij inleidende dagvaarding aan de verdachte is ten laste gelegd, zij het dat deze grenzen nadien nader kunnen worden bepaald door wijziging der tenlastelegging op de voet van de artikelen 313-314a Sv en/of voeging onderscheidenlijk splitsing op de voet van artikel 276 Sv.
Hieruit volgt, aldus de Hoge Raad, dat indien in een rechtsgeding binnen de hiervoor aangegeven grenzen meer feiten cumulatief aan de rechter ter beoordeling zijn voorgelegd, de zaak eerst is geëindigd indien de rechter met betrekking tot al die feiten einduitspraak heeft gedaan en deze einduitspraak onherroepelijk is. De omstandigheid dat deze uitleg van de term "zaak" in de praktijk tot uitkomsten kan leiden die als onbillijk worden ervaren, achtte de Hoge Raad niet zo dwingend dat zij zou moeten leiden tot doorbreking van de wetssystematiek.
Uit het arrest van de Hoge Raad valt voorts af te leiden dat niet van belang is of er enig verband bestaat tussen de feiten of zaken die ten laste zijn gelegd.
Uit hetgeen uit het dossier is gebleken en hiervoor is overwogen volgt dat de zaak niet is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten. In het licht van de rechtspraak van de Hoge Raad bestaat er naar het oordeel van het hof geen ruimte om het tenlastegelegde onder
1. en 2 als een afzonderlijke zaak als bedoeld in artikel 89 of 591a van het Wetboek van Strafvordering te beschouwen. De rechtbank heeft verzoeker derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

De beschikking

Het hof:
bevestigt de beschikkingen waarvan beroep.
Aldus gegeven door mr. W.M. van Schuijlenburg, als voorzitter, mrs. P.W.J. Sekeris en
E. de Witt, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Zomer als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.