ECLI:NL:GHARL:2015:967
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek om schadevergoeding na detentie in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland van 25 augustus 2014. De verzoeker, die in een strafzaak 183 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, vroeg om schadevergoeding van de Staat voor de geleden schade ten gevolge van zijn detentie, ter hoogte van € 15.455,-. De rechtbank had verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat hij niet van alle ten laste gelegde feiten was vrijgesproken. Het hof heeft de zaak in openbare raadkamer behandeld en de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker gehoord. Het hof oordeelde dat de zaak niet als afzonderlijke zaak kon worden beschouwd onder de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, omdat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof bevestigde de beslissingen van de rechtbank en verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om schadevergoeding. Het hof baseerde zijn oordeel op de rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat een zaak pas is geëindigd wanneer de rechter over alle feiten een einduitspraak heeft gedaan. Aangezien verzoeker niet van alle feiten was vrijgesproken, was er geen ruimte voor toewijzing van de schadevergoeding.