ECLI:NL:GHARL:2015:9552

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
200.179.234
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een veroordeling tot ontruiming van een gehuurde woning

In deze zaak gaat het om een incident tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een veroordeling tot ontruiming van een gehuurde woning. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft de kantonrechter verzocht om de uitvoerbaarheid van de ontruimingsveroordeling te schorsen. De kantonrechter had eerder de huurovereenkomst ontbonden en de appellant veroordeeld tot ontruiming van de woning, uitvoerbaar bij voorraad. De appellant stelt dat Woonstede, de verhuurder, geen belang heeft bij een snelle ontruiming, terwijl zij zelf door de ontruiming dakloos zou worden, vooral met de winter in aantocht en haar gezondheidsklachten. Woonstede heeft echter aangevoerd dat de appellant geen belang heeft bij de schorsing, omdat zij al had toegezegd niet tot ontruiming over te gaan voordat het hof had beslist.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen. Het hof oordeelt dat de appellant wel degelijk belang heeft bij de schorsing, gezien de risico's van dakloosheid en de gezondheidsproblemen die zij ondervindt. Woonstede heeft onvoldoende onderbouwd waarom de appellant geen belang zou hebben bij de schorsing. Het hof heeft daarom de incidentele vordering van de appellant toegewezen en de tenuitvoerlegging van de ontruimingsveroordeling geschorst. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van Woonstede.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200,179.234
(zaaknummer rechtbank Gelderland, kantonrechter Arnhem: 4017197)
arrest van 15 december 2015
in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
eiseres in het incident,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. D. Brouwer,
tegen:
de stichting
Stichting Woonstede,
gevestigd te Ede,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
verweerster in het incident,
hierna: Woonstede,
advocaat: mr. J. Boekhoudt.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 6 mei 2015 en 30 september 2015, die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton en handelsrecht, locatie Arnhem) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 21 oktober 2015, met grieven en eis in het incident,
- de conclusie van eis,
- de memorie van antwoord in het incident.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De motivering van de beslissing in het incident

3.1
Het hof stelt voorop, onder verwijzing naar HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015: 688 en HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5012, dat de maatstaven voor de beoordeling van de incidenten van de artikelen 234, 235 en 351 Rv in gevallen als het onderhavige, waarin in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing is gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, inhouden:
(i) De eiser in het incident moet belang hebben bij de door hem gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis of de gevorderde zekerheidstelling.
(ii) Bij de beoordeling van een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis of tot zekerheidstelling moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven.
(iii) Bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing.
3.2
[appellant] bewoont een door Woonstede aan haar verhuurde woning. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder meer de ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken, met veroordeling van [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, tot ontruiming van de woning. [appellant] vordert thans dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van de ontruimingsveroordeling zal worden geschorst, waartoe zij heeft gesteld dat Woonstede geen belang heeft bij ontruiming van de woning op korte termijn, terwijl [appellant] door ontruiming met de winter voor de deur dakloos zal worden en [appellant] daardoor een bijzonder gevaar loopt doordat zij kampt met gezondheidsklachten die staan beschreven in productie 16 bij dagvaarding in hoger beroep. Woonstede heeft hiertegen ingebracht dat [appellant] geen belang heeft bij haar incidentele vordering, doordat Woonstede haar in een emailbericht van 21 oktober 2015 reeds heeft toegezegd niet tot de ontruiming te zullen overgaan voordat het hof daarover zal hebben beslist.
3.3
Het emailbericht van Woonstede (productie 12 bij memorie van antwoord in het incident) is kennelijk een reactie op daaraan voorafgaande correspondentie tussen partijen. Het houdt onder meer in dat Woonstede niet instemt met (de kennelijk aan haar voorgestelde) schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, en de opmerking dat Woonstede het zich voorbehoudt om onder omstandigheden toch (opnieuw) de ontruiming aan te zeggen. Dit betekent dat het beroep van Woonstede op het ontbreken van belang bij de vordering in het incident onvoldoende begrijpelijk is toegelicht.
3.4
Woonstede heeft tegen de incidentele vordering geen ander verweer gevoerd, zodat de hierboven in rechtsoverweging 3.1 onder (ii) bedoelde afweging van belangen tot toewijzing van de vordering leidt. Bij gebreke van nadere omstandigheden moet immers, gelet op de door [appellant] gegeven toelichting, ervan uitgegaan worden dat ontruiming ertoe zal leiden dat [appellant] dakloos wordt, terwijl een bestaan als dakloze voor haar, mede gelet op de inhoud van productie 16, bijzonder gevaarlijk is. Het hof zal de incidentele vordering dan ook toewijzen. Het houdt de beslissing over de kosten in het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak.
3.5
Het hof zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor memorie van antwoord aan de zijde van Woonstede en daarin verder iedere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident:
schorst de tenuitvoerlegging van in het bestreden vonnis van 30 september 2015 onder 5.2 uitgesproken veroordeling tot ontruiming van de woning;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de roldatum
26 januari 2016voor memorie van antwoord aan de zijde van Woonstede;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, W.L. Valk en H.E. de Boer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015.