ECLI:NL:GHARL:2015:925

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
TBS P14/0454
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengingsbeslissing terbeschikkingstelling met afwijzing vordering officier van justitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2014, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar had verlengd. De kliniek en externe deskundigen waren het erover eens dat de terbeschikkinggestelde naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg (Ggz) diende te worden uitgeplaatst, maar de kliniek achtte dit op dat moment nog niet verantwoord. Het hof oordeelde dat de gekozen weg van geleidelijke resocialisatie via verloven onvoldoende perspectief bood op een noodzakelijke plaatsing in de Ggz binnen een afzienbare termijn. Gezien de lange duur van de maatregel, de beperkte ernst van het indexdelict en het verminderde recidivegevaar, besloot het hof de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen. Het hof verwees naar eerdere beslissingen en de brief van de staatssecretaris van veiligheid en justitie, waarin werd benadrukt dat de wetswijziging niet bedoeld was om de overgang van het strafrechtelijk naar het civiele kader te belemmeren. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en de vordering van de officier van justitie werd afgewezen.

Uitspraak

TBS P14/0454
Beslissing d.d. 5 februari 2015
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in de [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2014, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 juni 1996, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
- het verlengingsadvies van de [kliniek] van 12 mei 2014;
- de Pro Justitia rapportage van 10 april 2014, opgemaakt door drs. B. Koudstaal, klinisch psycholoog;
- de Pro Justitia rapportage van 17 april 2014, opgemaakt door drs. D. van der Meer, psychiater;
- de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 3 juni 2014;
- het aanvullend advies van de [kliniek] van 9 september 2014;
- de beschikking Wet Bopz (voorlopige machtiging) van de rechtbank Gelderland van 18 september 2014;
- de processen-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van 29 september 2014;
- de aanvullende informatie van de [kliniek] van 13 januari 2015, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 1 juli 2014 tot 1 januari 2015.
Het hof heeft ter zitting van 22 januari 2015 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. Lieftink, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr. E.C.A.M. Langenhorst.

Overwegingen

Het advies van de kliniek
Uit het verlengingsadvies blijkt dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan schizofrenie van het gedesorganiseerde type. Tevens is sprake van een uitgebreide verslavingsgeschiedenis met polymiddelenmisbruik. Door middel van anti psychotische medicatie is de positieve symptomatologie, de wanen en de hallucinaties, goeddeels, maar niet volledig, verbleekt.
De beleving van de terbeschikkinggestelde blijft gekleurd door achterdocht en onder invloed van stresserende omstandigheden kan hij gemakkelijk in beslag worden genomen door paranoïde gedachten.
Na zijn overplaatsing uit de longstay in juli 2013 is de terbeschikkinggestelde snel afgegleden in toenemende angst, achterdocht, drugsgebruik en impulsief gedrag, uitmondend in een floride psychotisch toestandsbeeld met wanen en (visuele) hallucinaties. De terbeschikkinggestelde beschikt over enig ziektebesef, maar ziekte-inzicht is afwezig.
Het recidivegevaar wordt, bij het wegvallen van de huidige begeleiding, structuur en controle, als hoog ingeschat.
De kliniek heeft nog steeds de intentie om een resocialisatietraject van de grond te krijgen, dat via een zeer geleidelijke weg idealiter leidt tot een plaatsing op een chronische gestructureerde afdeling binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg (Ggz).
Het gegeven dat de terbeschikkinggestelde zo snel is afgegleden, heeft een traject richting overgang naar een vervolginstelling bemoeilijkt.
De kliniek heeft geadviseerd om de maatregel met een jaar te verlengen.
Uit het aanvullend advies van de kliniek van 9 september 2014 blijkt dat De Voorde de terbeschikkinggestelde niet geschikt achtte voor plaatsing aldaar, noch met een rechterlijke machtiging, noch met transmuraal verlof, vanwege het ontbreken van enig resocialisatieperspectief. Aan de ene kant wordt de terbeschikkinggestelde telkens geconfronteerd met afwijzingen hetgeen spanning oplevert en aan de andere kant is hij geheel onvermogend om het gedrag te laten zien waarmee een uitstroomtraject wel realistisch kan worden vorm gegeven. De reguliere Ggz is niet toegerust om de vereiste mate van ondersteuning en controle te bieden.
Aan FPA Kompas is vervolgens voorgelegd of zij de terbeschikkinggestelde kunnen opnemen met een rechterlijke machtiging of via de route van transmuraal verlof. Opname aldaar werd, met de kennis over het functioneren van de terbeschikkinggestelde, ook niet verantwoord gevonden.
Uit de aanvullende informatie van de kliniek van 13 januari 2015 blijkt dat de terbeschikkinggestelde de afgelopen periode in redelijk goede samenwerking blijft met het behandelteam en dat er geen psychotische ontregeling meer is opgetreden. De kliniek is voornemens om begeleid verlof aan te vragen en de aanvraag is inmiddels aan de centrale verlofcommissie van de Pompekliniek voorgelegd. Voor wat betreft de doorstroommogelijkheden en het recidivegevaar wordt respectievelijk verwezen naar het aanvullend advies van de kliniek van 9 september 2014 en het verlengingsadvies van 12 mei 2014. Het advies om de maatregel met een jaar te verlengen wordt gehandhaafd.
Het advies van de externe deskundigen
De deskundigen B. Koudstaal en D. van der Meer onderschrijven in hun rapporten beiden het behandelingskader van de kliniek en adviseren eveneens de maatregel van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen.
De deskundige Koudstaal is van mening dat - nu de terbeschikkinggestelde binnen de [kliniek] niet op een longcare afdeling geplaatst kan worden - een overplaatsing dringend is aangewezen. Voor een zorgvuldige overdracht naar een vervolginstelling acht zij de dwangverpleging nog noodzakelijk. Als na overplaatsing de terbeschikkinggestelde een redelijke mate van stabiliteit bereikt, acht zij het mogelijk om in 2015 via een voorwaardelijke beëindiging of een rechterlijke machtiging tot een afwikkeling van de tbs-maatregel te komen. Zij merkt voorts op dat lijkt te worden vergeten dat de problematiek van de terbeschikkinggestelde - hoe lastig en onaangenaam ook- zich niet significant onderscheidt van veel chronische Ggz-patiënten. hoewel de kans op ontregeling vrij groot is,
De deskundige Van der Meer wijst er op dat meerdere rapporteurs hebben vastgesteld dat de voor de terbeschikkinggestelde benodigde structuur en behandeling uiteindelijk ook binnen een chronische Ggz-instelling beschikbaar zou moeten zijn. Het is tot op heden echter bijzonder moeilijk gebleken de terbeschikkinggestelde in een passende Ggz-omgeving onder te brengen. De deskundige Van der Meer is van mening dat door de kliniek de urgentie voor spoedige vervolgstappen minder lijkt te worden gevoeld.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Sinds de opheffing van de longstay is er van alles geprobeerd om de terbeschikkinggestelde te resocialiseren. Dit is uiteindelijk niet gelukt, hetgeen deels aan de terbeschikkinggestelde en deels aan de moeilijkheid om een passende vervolgvoorziening te vinden te wijten is. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit maken een verlenging problematisch .
De maatregel duurt al meer dan achttien jaren en reeds in 2012 heeft de rechtbank Amsterdam in haar verlengingsbeslissing overwogen dat de belangen van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder beginnen mee te wegen. Ook is er thans een alternatief voorhanden, overplaatsing naar de Ggz.
In zijn vorige verlengingsbeslissing overwoog het hof dat de terbeschikkinggestelde op dat moment onvoldoende stabiel functioneerde voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en dat het nog steeds aanwezige recidivegevaar door een rechterlijke Bopz-machtiging niet voldoende kon worden beperkt. Daar is nu geen sprake meer van. De terbeschikkinggestelde kan met een rechterlijke Bopz-machtiging voorlopig op het terrein van de kliniek verblijven. Het geleidelijke traject via het opbouwen van verlof dat de kliniek voor ogen heeft, kan nog lang gaan duren, gelet ook op de nog lopende strafzaak en het feit dat de aanvraag voor begeleid verlof nog moet worden getoetst. Binnen de BOPZ kan de terbeschikkinggestelde sneller naar een passende vervolgvoorziening worden doorgeplaatst.
Primair heeft de raadsman verzocht om de vordering van de officier van justitie af te wijzen, mede gelet op de uitspraak van het hof van 24 april 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:3657).
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak voor een contra-expertise, bijvoorbeeld door de Van der Hoevenkliniek met nader onderzoek naar een passende vervolginstelling.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om de maatregel met een jaar te verlengen, met daarbij de aanvullende overweging dat voornoemd onderzoek voor de eerstvolgende verlengingszitting dient plaats te vinden .
Het standpunt van het openbaar ministerie
De kliniek heeft de afgelopen periode gekeken naar eventuele uitstroommogelijkheden binnen de reguliere Ggz. Uit de rapportages komt echter naar voren dat de terbeschikkinggestelde sinds de opheffing van de longstay is afgegleden. Er was sprake van achterdochtig en impulsief gedrag en drugsgebruik. Dit heeft uiteindelijk tot enkele incidenten geleid, waardoor het onderzoekstraject werd bemoeilijkt en uiteindelijk op niets is uitgelopen. Uit de rapportages komt naar voren dat de reguliere geestelijke gezondheidszorg de benodigde zorg en begeleiding niet kan bieden.
Dit maakt dat de nadruk thans moet worden gelegd op het geleidelijk toewerken naar begeleid verlof. De voorlopige rechterlijke machtiging is bedoeld als vangnet indien de terbeschikkingstelling niet wordt verlengd, maar dat is momenteel in de visie van de advocaat-generaal niet aan de orde.
De problematiek en het recidiverisico zijn immers nog onverminderd aanwezig en de terbeschikkinggestelde is niet medicatietrouw. Hoewel het beginsel van proportionaliteit begint mee te spelen, weegt het veiligheidsbelang van de maatschappij zwaarder.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Het verzoek om aanhouding dient te worden afgewezen, nu uit de aanvullende informatie van de kliniek naar voren komt dat er thans naar begeleid verlof wordt toegewerkt en nieuw onderzoek naar eventuele doorstroommogelijkheden enkel een ontwrichtend en contraproductief effect op de terbeschikkinggestelde heeft.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen, daar het tot een andere beslissing komt.
Afwijzing verlengingsvordering
Het hof stelt vast dat de terbeschikkingstelling is opgelegd voor een geweldsmisdrijf van relatief beperkte ernst, te weten het onder bedreiging met geweld zijn huisarts dwingen tot de afgifte van een recept voor psychofarmaca. De maatregel loopt nu al meer dan 18 jaar. De kliniek en de externe deskundigen zijn het er over eens dat de terbeschikkinggestelde uitgeplaatst dient te worden naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg (Ggz). De kliniek acht dat echter op dit moment nog niet verantwoord, terwijl bovendien een geschikte doorstroommogelijkheid zou ontbreken. De kliniek heeft nu gekozen voor (opnieuw) een geleidelijke resocialisatie via verloven.
Het hof acht echter deze weg, gezien de problematiek van de terbeschikkinggestelde, het moeizame verloftraject vanaf 2002 tot nu toe en de eerdere pogingen tot uitplaatsing- in zijn verlengingsbeslissing van 29 november 2010 heeft het hof daar al op aangedrongen , onvoldoende perspectief bieden op de noodzakelijk geachte plaatsing in de Ggz binnen een afzienbare termijn. Met name gelet op de duur van de maatregel, de beperkte ernst van het indexdelict, de reeds verleende Bopz-machtiging en het naar het oordeel van het hof zodanig verminderde recidivegevaar dat een plaatsing van de terbeschikkinggestelde binnen de Ggz niet onverantwoord wordt geacht, zal het hof de vordering tot verlenging afwijzen. Het tweede lid van artikel 509t Wetboek van Strafvordering staat hieraan in dit geval niet in de weg, nu bij de beëindiging van de maatregel is voorzien in een onmiddellijke en naadloze overgang naar een opname op grond van de Wet Bopz door middel van een voorlopige rechterlijke machtiging, en een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege gecontra-indiceerd is. Het hof verwijst in dit verband ook naar zijn eerdere beslissing van 24 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3657 alsook naar de brief van de staatssecretaris van veiligheid en justitie van 19 december 2014 aan de Tweede Kamer (kamerstuk 29452 nr. 186), waarin hij opmerkt dat met de wetswijziging (van het tweede lid van artikel 509t Wetboek van Strafvordering) geenszins is beoogd de overgang van het strafrechtelijk kader naar het civiele kader in de weg te staan.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank van met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde].
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr. Y.A.J.M. van Kuijck als voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. J.W. Rijkers als raadsheren,
en I.M. van Woudenberg en L.T. Horsman als raden,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 5 februari 2015 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.