In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een groep appellanten tegen een eindvonnis van de rechtbank Almelo. De appellanten, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen, zijn in geschil met de maatschap Mr. Keizer & Van Goor Notarissen en twee andere besloten vennootschappen. De kern van het geschil betreft de toerekenbare tekortkoming van de notaris in de uitvoering van een overeenkomst, specifiek met betrekking tot een boetebepaling en een bijbetalingsverplichting die voortvloeide uit een verkoopovereenkomst. De appellanten stellen dat de notaris onrechtmatig heeft gehandeld door een oude boeteclausule te schrappen zonder hun toestemming, wat hen de kans heeft ontnomen op een beter resultaat in de onderhandelingen met de andere partij, Mega Projecten.
Het hof heeft in zijn uitspraak de eerdere tussenarresten in acht genomen en geconcludeerd dat de notaris inderdaad tekort is geschoten in zijn verplichtingen. Het hof oordeelt dat de appellanten niet in een eerdere fase duidelijk hebben gemaakt dat er een primaire en subsidiaire grondslag was in hun vordering. De notaris had hen moeten wijzen op de gevolgen van het schrappen van de boeteclausule, wat niet is gebeurd. Het hof heeft de grieven van de appellanten afgewezen en het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de appellanten in de kosten van het hoger beroep zijn veroordeeld.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen in het kader van hun adviserende rol en de gevolgen van hun handelen voor de partijen die zij vertegenwoordigen. Het hof heeft vastgesteld dat zonder de tekortkoming van de notaris de kans op een beter resultaat voor de appellanten als te verwaarlozen moet worden beschouwd. De kosten van de procedure zijn vastgesteld en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 december 2015.