ECLI:NL:GHARL:2015:9176

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
21-002191-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met psychische aandoening als factor in de strafbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1989 en thans verblijvende in een kliniek, was beschuldigd van poging tot moord op een meisje in Twello op 29 september 2014. De verdachte had een psychische aandoening, namelijk paranoïde schizofrenie, en was ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft wel de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Dit besluit was gebaseerd op de ernst van het delict en het recidivegevaar, waarbij de deskundigen concludeerden dat de verdachte langdurige klinische behandeling nodig had. De verdediging had betoogd dat de verdachte niet met opzet had gehandeld, maar het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van opzet en voorbedachte raad, gezien de voorbereidingen die de verdachte had getroffen. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 983,90. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van anderen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002191-15
Uitspraak d.d.: 7 december 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 30 maart 2015 met parketnummer 05-740193-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [kliniek] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.P. Adema, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 29 september 2014,
te Twello, gemeente Voorst,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een meisje
genaamd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te
beroven, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg met een (keuken) mes (totale lengte ong. 20 cm) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/de buik(streek), althans in/op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 29 september 2014,
te Twello, gemeente Voorst,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met
voorbedachten rade aan een meisje genaamd [slachtoffer]
opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg met een (keuken)mes meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/de buik(streek), althans in/op/tegen het
lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 29 september 2014,
te Twello, gemeente Voorst,
met voorbedachten rade een meisje genaamd [slachtoffer]
heeft mishandeld door toen aldaar na kalm beraad en rustig overleg met een (keuken)mes meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/de buik(streek), althans in/op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] letsel (snee in de buikstreek) en/of pijn heeft ondervonden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

-feiten en omstandigheden
Verdachte liep naar eigen zeggen al een week voor 29 september 2014 met het idee rond dat hij een meisje wilde doden. Hij is op 29 september 2014 van zijn woning vertrokken naar het [naam college] in Twello, gemeente Voorst en heeft uit huis een keukenmes meegenomen. Hij heeft een tijd bij de bushalte bij de school staan wachten. Hij is tussentijds nog weggegaan om wat te drinken en is vervolgens weer teruggegaan naar dezelfde bushalte. Hij heeft daar gewacht tot een meisje naar buiten kwam. Hij is achter het meisje aangelopen. Het meisje pakte een fiets en stapte op. Hij heeft het mes uit zijn broekzak gepakt en het meisje met kracht gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij het meisje met het mes wilde gaan steken, dat hij iemand wilde vermoorden en dat het zijn doel was om langdurig naar de gevangenis te gaan.
-opzet
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van opzet. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit sprake was van een ernstige psychische aandoening in de vorm van een psychose, waardoor het denken, voelen en handelen van verdachte volledig werd beheerst. Volgens de verdediging heeft verdachte evenmin gehandeld met voorwaardelijk opzet, aangezien geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer en voorts niet van bewuste aanvaarding door verdachte kan worden gesproken.
Bij de beoordeling van een geval als het onderhavige waarin met een beroep op een ernstige geestelijke stoornis bij de verdachte het opzet wordt bestreden, moet worden vooropgesteld dat zo’n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken (ECLI:NL:HR:2010:BK8507).
Het hof verwerpt dit verweer. Het hof acht niet aannemelijk dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Dat leidt het hof af uit de gedragingen van verdachte en hetgeen hij heeft verklaard over zijn beweegredenen: hij heeft geprobeerd uitvoering te geven aan een idee waar hij al een week mee rondliep, te weten het doden van een meisje met als doel in de gevangenis te belanden, en na afloop van het steekincident heeft hij zich gemeld bij de politie. Het opzet is daarmee gegeven.
-
Voorbedachte raad
De verdediging heeft aangegeven dat verdachte moet worden vrijgesproken van voorbedachte raad, aangezien zijn denken volledig werd beïnvloed door de psychose, en verdachte niet daadwerkelijk heeft kunnen nadenken over het op dat moment aanstaande strafbare feit. Van een zich rekenschap kunnen geven kan al helemaal niet worden gesproken.
Het hof verwerpt ook dit verweer. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Uit de verklaringen van verdachte dat hij al een week met het idee rondliep volgt tevens dat hij de gelegenheid heeft gehad zich daarop te beraden.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad gehandeld. Het hof acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op
of omstreeks29 september 2014,
te Twello, gemeente Voorst,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een meisje
genaamd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te
beroven, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg met een (keuken) mes (totale lengte ong. 20 cm) meermalen,
althans eenmaal, (met kracht
)in/op/de buik(streek),
althans in/op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer]heeft gestoken
/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot moord.

Strafbaarheid van de verdachte

De psychiater dr. [naam] en de GZ-psycholoog drs. [naam] hebben ieder een rapportage uitgebracht over verdachte. De deskundigen zijn het er over eens dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de vorm van paranoïde schizofrenie en cannabismisbruik en dat ten tijde van het tenlastegelegde ook sprake was van deze ziekelijke stoornis. De deskundigen hebben geconcludeerd dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar is te beschouwen.
Het hof neemt de conclusie van de deskundigen over.
Derhalve is verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde niet strafbaar en zal het hof verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Oplegging van een maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis mogelijk is en dat het hof daarom niet tot oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zou moeten overgaan.
In eerste aanleg heeft de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd.
Psychiater Dr. [naam] komt in haar rapportage tot de conclusie dat verdachte een langdurige klinische behandeling nodig heeft voor zijn psychiatrische stoornis ten einde recidive op basis van de ziekelijke stoornis te voorkomen. Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van paranoïde schizofrenie en cannabismisbruik. De kans op herhaling wordt als tamelijk hoog ingeschat met name vanwege de recidiverende psychoses bij verdachte, terwijl het huidige tenlastegelegde voortkwam vanuit psychotisch denken. Teneinde recidive op basis van de ziekelijke stoornis te voorkomen zal het gebruik van anti psychotische medicatie noodzakelijk zijn. Voor een behandeling in een minder gedwongen kader (zoals ter beschikking stelling met voorwaarden of een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel) is de stoornis en het recidivegevaar te ernstig, terwijl verdachte onvoldoende ziektebesef heeft om zijn psychotische denken te onderkennen. Verdachte heeft een ter beschikking stelling met dwangverpleging nodig, daar blijkt dat de GGZ onvoldoende beveiliging kan bieden.
Gezien de ernst van het delict en het potentiële gevaar in samenhang met de psychose is
langer durende bescherming nodig en is het noodzakelijk dat resocialisatie vanuit een streng gevolgd delictpreventieplan uitgevoerd wordt. Hij heeft aanvankelijk een grote zorgbehoefte vanwege zijn psychotische toestand en het belang van verdere instelling op medicatie en psycho-educatie naast delictmanagement. Tevens is er psycho-educatie van het systeem nodig.
Er werd een artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis overwogen maar onderzoeker acht de mogelijkheid tot beveiliging daar onvoldoende gezien bovenstaande. De termijn van één jaar wordt als onvoldoende ingeschat.
Voor een ter beschikking stelling met voorwaarden is het noodzakelijk dat verdachte zich aan de voorwaarden houdt. Het is de verwachting dat hij dat niet zal doen daar hij het ten laste gelegde pleegde terwijl er een voorwaardelijke machtiging was. Hij kan dan medicatie weigeren terwijl medicatie noodzakelijk geacht wordt. Hij geeft nu aan dat hij juist van die hulpverlening af wil en dat hij geen medicatie wil gebruiken. Bovendien is de kans groot dat hij weer cannabis gebruikt. Het is binnen een ter beschikking stelling met voorwaarden niet mogelijk om dwang toe te passen en hij toont zich bij het onderzoek te zeer ambivalent tegenover behandeling en door zijn psychose niet in staat om zich aan voorwaarden te houden.
GZ-psycholoog drs [naam] komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van jarenlange psychotische symptomatologie, ten tijde van het onderhavige onderzoek in de vorm van een waansysteem betreffende zijn incarnatie als Jezus Christus, zijn missie een wonder te moeten verrichten en bovenmenselijke gaven te hebben (onsterfelijk te zijn) die gepaard gaan met paranoïde gedachten over dat anderen zijn gedachten kunnen lezen en zijn intenties weten. De realiteitstoetsing was ernstig verstoord.
De psychotische symptomatologie zal behandeld dienen te worden met anti-psychotische
medicatie. Het is aannemelijk dat hiervoor een voortdurende druk op betrokkene nodig zal zijn gezien het gegeven dat betrokkene het idee heeft slechter te worden van medicatie. Daarnaast zal de verslavingsproblematiek (cannabis) behandeld dienen te worden. Er zal lange tijd toezicht moeten zijn op het cannabisgebruik, omdat cannabisgebruik een negatieve invloed heeft op de psychotische fenomenen. Een dergelijke behandeling zal in eerste instantie in een sterk gestructureerd behandelmilieu plaats dienen te vinden teneinde voldoende controle en behandeldruk te kunnen uitoefenen. Dit geeft tevens de mogelijkheid om te trachten bij betrokkene het ziekte-inzicht te doen toe nemen.
Het advies is betrokkene als eerste behandelfase klinisch te behandelen. Nadat de psychotische symptomatologie en de afhankelijkheid van cannabis onder controle is, komt een resocialisatietraject in zicht.
Het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel, wordt ingeschat als onvoldoende. In dit kader is de medicamenteuze behandeling en abstinentie van cannabis niet gewaarborgd.
Plaatsing gedurende een jaar in een forensisch psychiatrische kliniek met toepassing van artikel 37 wordt eveneens ingeschat als onvoldoende. De verwachting is dat betrokkene langer behandeling nodig zal hebben dan een jaar, zeker nu in het onderhavige onderzoek blijkt dat de medicatie tot op heden onvoldoende effectief is en betrokkene bovendien ambivalent/negatief staat ten opzichte van medicatie.
Er is sprake van een ernstige stoornis, een hoog recidivegevaar en een sterk verband tussen
stoornis en delict. Dit leidt tot de aanbeveling een tbs- maatregel op te leggen.
Een tbs-maatregel met voorwaarden is niet haalbaar nu betrokkene waanachtige ideeën heeft
over de medicatie die hij krijgt. In het kader van de tbs met voorwaarden kan betrokkene medicatie weigeren na verloop van tijd, waarna terugval in een psychose wordt verwacht. Ook kan in dit kader de abstinentie van cannabis onvoldoende worden gegarandeerd.
Het kader van de tbs met verpleging van overheidswege is de ultimum remedie die overblijft.
Gelet op inhoud van de over verdachte opgemaakte rapportages zoals hierboven weergegeven, acht het hof plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op de voet van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht niet toereikend. Dit biedt naar het oordeel van het hof onvoldoende mogelijkheden voor de noodzakelijke behandeling van verdachte, zowel vanwege de beperkte duur van die maatregel als met het oog op de waarborgen voor een ongestoorde tenuitvoerlegging. Ook een terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt naar het oordeel van het hof onvoldoende mogelijkheden voor een adequate behandeling van verdachte, die bovendien een hogere mate van beveiliging nodig heeft.
Het hof zal bevelen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, nu het bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist. Het hof zal daarbij bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Het bewezenverklaarde is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, als bedoeld in artikel 359, zevende lid van het Wetboek van Strafvordering, te weten poging tot moord. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 983,90. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 983,90 (negenhonderddrieëntachtig euro en negentig cent) bestaande uit € 33,90 (drieëndertig euro en negentig cent) materiële schade en € 950,00 (negenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 983,90 (negenhonderddrieëntachtig euro en negentig cent) bestaande uit € 33,90 (drieëndertig euro en negentig cent) materiële schade en € 950,00 (negenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
19 (negentien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. R.R.H. Laurens en mr. M.S. Koppert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 7 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 7 december 2015.
Tegenwoordig:
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. M. van Leent, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.