ECLI:NL:GHARL:2015:9121

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
200.173.252/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht om toestemming om met haar kind, geboren in 2009, naar Engeland te verhuizen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de moeder in hoger beroep ging. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank en constateert dat de moeder zonder toestemming van de vader naar Engeland is verhuisd. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft het verzoek van de moeder bestreden en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 oktober 2015 was de moeder niet aanwezig, maar haar advocaat vertegenwoordigde haar. De vader was wel aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat. Het hof heeft de belangen van de minderjarige en de ouders afgewogen, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. Het hof oordeelt dat de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar verhuizing naar Engeland noodzakelijk is voor haar werk en dat zij daar een beter sociaal netwerk heeft. De moeder heeft ook aangegeven dat de vader niet bereid was om extra zorg voor de minderjarige op zich te nemen.

Het hof concludeert dat de verhuizing naar Engeland niet zodanig nadelige gevolgen heeft voor de minderjarige dat deze niet kan plaatsvinden. De moeder krijgt vervangende toestemming om met de minderjarige naar Engeland te verhuizen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en verleent de moeder de gevraagde toestemming, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.173.252/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/384971 / FL RK 15-114)
beschikking van de familiekamer van 19 november 2015
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] (Engeland),
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Hopman, kantoorhoudend te Zwanenburg,
tegen
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.G.E. de Vries, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 26 maart 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het gerechtshof Amsterdam op 23 juni 2015, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen voor wat betreft de afwijzing van het verzoek om vervangende toestemming te verlenen aan de moeder om zich met [de minderjarige] (hierna te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2009, in [A] , Engeland, te vestigen en deze vervangende toestemming alsnog te verlenen.
2.2
Bij beschikking van 7 juli 2015, bij het hof binnengekomen op 9 juli 2015, heeft het gerechtshof Amsterdam zich relatief onbevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen en de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
2.3
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 25 augustus 2015, heeft de vader het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden en het hof verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming aan haar om zich met [de minderjarige] in Engeland te vestigen af te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
2.4
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- een journaalbericht van 17 juli 2015 van mr. Hopman met bijlage;
- op 22 september 2015 een journaalbericht van 21 september 2015 van mr. Hopman met
bijlagen;
- op 8 oktober 2015 een journaalbericht van 8 oktober 2015 van mr. De Vries met bijlagen.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 22 oktober 2015 plaatsgevonden. De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen, haar advocaat heeft haar ter zitting vertegenwoordigd. De vader is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Daarnaast is namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad) - in het kader van zijn adviserende rol - mevrouw [C] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie tussen partijen is [de minderjarige] geboren. De vader heeft [de minderjarige] erkend en partijen hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder en heeft de Britse en Nigeriaanse nationaliteit.
3.2
Bij beschikking van 31 januari 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland een zorgregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen een weekend, telkens van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, de helft van de vakanties en de helft van de feestdagen bij de vader verblijft.
3.3
Bij verzoekschrift, bij de rechtbank binnengekomen op 20 januari 2015, heeft de moeder de rechtbank verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar [A] , Engeland, te verhuizen. De moeder was op dat moment al feitelijk met [de minderjarige] naar Engeland vertrokken.
3.4
De vader heeft ter zitting van de rechtbank verweer gevoerd. De vader heeft bij wijze van zelfstandig verzoek de rechtbank verzocht het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij hem te bepalen.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen en de zaak voor het overige aangehouden en de raad verzocht rapport en advies uit te brengen over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] .

4.De motivering van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (verder: BW) dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De belangen van de minderjarige dienen hierbij een eerste overweging te vormen.
4.2
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
4.3
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hieronder zal nader worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
4.4
Het hof stelt voorop dat de moeder niet juist heeft gehandeld door met [de minderjarige] naar Engeland te verhuizen zonder voorafgaande toestemming hiertoe van de vader of de vervangende toestemming van de rechtbank af te wachten. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder echter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij belang heeft bij een verhuizing naar [A] . De moeder heeft gesteld dat haar verhuizing noodzakelijk was gelet op haar werk en het feit dat ze de voormalige woning van partijen vóór 1 januari 2015 van de vader moest verlaten. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het de bedoeling van partijen was dat de moeder de voormalige woning van partijen per 1 januari 2015 zou verlaten. Partijen verschillen weliswaar van mening over de vraag hoe hard die genoemde datum was, maar het was voor de moeder in elk geval noodzakelijk om nieuwe woonruimte voor haar en [de minderjarige] te vinden. De moeder kreeg vervolgens de kans om in [A] te werken. Het hof begrijpt dat de moeder van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt gelet op de invloed van het werken in [A] op haar toekomstmogelijkheden bij haar huidige werkgever en het feit dat zij in [A] een bepaalde opleiding kon volgen en zij hierbij als alleenstaande ouder de ondersteuning van haar in [A] woonachtige familie kon krijgen bij de verzorging van [de minderjarige] .
4.5
[de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de moeder en vast staat dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] al jaren bij de moeder ligt. Op grond daarvan is het voldoende aannemelijk dat het belang van [de minderjarige] op zichzelf het meest is gediend met voortzetting van zijn verblijf bij de moeder. Hoewel het hof van oordeel is dat de verbreking van de continuïteit van de woon- en sociale leefomgeving voor kinderen van [de minderjarige] leeftijd ingrijpend kan zijn, heeft een verhuizing van de moeder naar 's hofs oordeel niet zodanig nadelige gevolgen voor [de minderjarige] dat de belangen van de moeder om haar leven in [A] op te bouwen hiervoor moet wijken. De moeder is een alleenstaande moeder en was in Nederland verantwoordelijk voor het grootste gedeelte van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Zij heeft gesteld dat de vader niet bereid was om haar extra bijstand te verlenen buiten de reguliere zorgregeling om. De moeder heeft dit onderbouwd door een email te overleggen waaruit blijkt dat de vader niet bereid was de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen gedurende een kort werk gerelateerd verblijf van de moeder in het buitenland. De vader heeft weliswaar gesteld dat hij wel bereid is (geweest) om meer te betekenen in de verzorging [de minderjarige] maar heeft dit niet nader onderbouwd. Het hof kan dan ook niet vaststellen of de vader daadwerkelijk bereid is (geweest) tot (extra) hulp en inzet bij de verzorging van [de minderjarige] .
4.6
De moeder geeft aan dat zij geen binding heeft met Nederland. Hoewel zij hier wel heeft gewerkt, heeft zij in Nederland geen uitgebreid sociaal netwerk. Ook het sociale netwerk van [de minderjarige] in Nederland lijkt zeer beperkt te zijn. [de minderjarige] ging in Nederland naar een internationale school waar hij hoofdzakelijk in het Engels les kreeg. Het hof acht het gelet op de stellingen van de moeder dienaangaande voldoende aannemelijk dat zij in [A] een ruimer sociaal netwerk heeft dan in Nederland, dat haar kan bijstaan en ondersteunen in de verzorging van [de minderjarige] . De moeder kan in Engeland voor hulp in de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] terugvallen op haar familie daar waar zij dat in Nederland niet had. Dit is ook in [de minderjarige] belang. Het welzijn van de moeder en haar mogelijkheden om haar werk met de verzorging van [de minderjarige] te kunnen combineren hebben immers een grote invloed op het welzijn van [de minderjarige] .
4.7
Uit het dossier komt duidelijk naar voren dat er in de thuissituatie tussen de moeder en de vader het een en ander is voorgevallen, dat [de minderjarige] daar het nodige van mee heeft gekregen en daar last van heeft gehad. [de minderjarige] lijkt zich nu op de school in [A] goed te ontwikkelingen en lijkt hier enige rust te hebben gevonden. [de minderjarige] spreekt zeer goed Engels en kan zich in Engeland ook op dat gebied goed redden, waarbij het maar zeer de vraag is of hij de Nederlandse taal net zo machtig is. Het hof acht dit punt van groot belang bij de vraag wat goed is voor [de minderjarige] : daar gaat het uiteindelijk om.
4.8
Dat de frequentie van het contact van de vader met [de minderjarige] bij een verhuizing naar [A] zal veranderen, is duidelijk. Daarmee is naar het oordeel van het hof niet gezegd dat voor de vader geen inhoudelijk verzorgende en opvoedende rol voor [de minderjarige] is weggelegd. De moeder heeft voor de communicatie tussen de vader en [de minderjarige] vlak na hun vertrek een skypeadres voor [de minderjarige] aangemaakt en de vader de dagelijkse tijden genoemd waarop hij met [de minderjarige] zou kunnen skypen. Dat de vader hiervan tot op heden geen tot nauwelijks gebruik heeft gemaakt, is niet aan de moeder te wijten. Voorts heeft de moeder de vader het adres gegeven van de woning waar zij stelt met [de minderjarige] te verblijven en hem gevraagd om aan te geven wanneer hij [de minderjarige] wil komen bezoeken. Ook heeft de moeder aangeboden om bij te dragen in de extra reiskosten die de vader nu moet maken om [de minderjarige] in Engeland te kunnen komen bezoeken. De vader heeft [de minderjarige] nog niet bezocht in Engeland. De reisafstand tussen [A] en [B] is, gelet op de goede luchtvaartverbinding, relatief gering en maakt omgang in [A] of [B] zeker niet onmogelijk.
Uit het dossier komt in elk geval niet naar voren dat er geen mogelijkheden zijn voor een regelmatige omgang tussen de vader en [de minderjarige] nu [de minderjarige] in [A] woont. De vader heeft immers familie in (de omgeving van) [A] wonen waardoor de omgang van de vader met [de minderjarige] in [A] vergemakkelijkt kan worden. Alles overwegende zal de verhuizing naar het oordeel van het hof geen negatieve gevolgen hoeven te hebben voor de (kwaliteit van) de contacten tussen de vader en [de minderjarige] nu de moeder bereid is om de vader voldoende ruimte te bieden om op adequate wijze invulling te geven aan zijn ouderrol op afstand. Het hof is van oordeel dat, voor zover een verhuizing van [de minderjarige] naar [A] een inbreuk betekent op het recht op gelijkwaardige opvoeding en verzorging door beide ouders, op grond van het voorgaande in dit geval geen sprake is van een dermate grote inbreuk dat deze verhuizing strijdig is met het belang van [de minderjarige] is. Het hof benadrukt hierbij dat beide partijen zullen moeten investeren in de omgang en het contact tussen [de minderjarige] en de vader. Er lijkt thans een patstelling te zijn ontstaan door de onderhavige kwestie en de communicatie tussen partijen verloopt moeizaam. De toestemming aan de moeder voor een verhuizing naar [A] kan naar het oordeel van het hof een doorbraak betekenen in de tussen partijen bestaande patstelling. De moeder heeft er belang bij om met [de minderjarige] in Engeland te mogen wonen en vaders belang is gelegen in een regelmatige omgangsregeling. Als aan de vader voldoende waarborgen worden gegeven voor een goede omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] , worden de belangen van beide partijen gediend. Het is in het belang van [de minderjarige] dat de omgang en communicatie met zijn vader zo spoedig mogelijk weer worden opgestart.
4.9
Al het voorgaande in aanmerking nemende en de belangen van [de minderjarige] , de moeder en de vader tegen elkaar afwegend is het hof is van oordeel dat een verhuizing van [de minderjarige] met de moeder naar Engeland weliswaar een inbreuk betekent op het recht op gelijkwaardige opvoeding en verzorging door beide ouders, maar dat op grond van het voorgaande in dit geval geen sprake is van een dermate grote inbreuk dat deze verhuizing niet in het belang van [de minderjarige] is. Derhalve dient de moeder vervangende toestemming verleend te worden om met [de minderjarige] naar Engeland te verhuizen.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 26 maart 2015;
verleent de moeder vervangende toestemming om met [de minderjarige] , geboren [in] 2009, te verhuizen naar [A] (Engeland);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. A.H. Garos en mr. I.A. Vermeulen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 19 november 2015 in bijzijn van de griffier.