In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de kinderalimentatie en de toepassing van de schuldsaneringsregeling (WSNP) van de man. De man en de vrouw zijn de ouders van twee minderjarigen, geboren in 2003 en 2007. De rechtbank Noord-Nederland had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 295,- per kind per maand moest betalen, welke bijdrage door wettelijke indexering is verhoogd. De man heeft in hoger beroep verzocht om nihilstelling van deze alimentatie, omdat hij stelt dat zijn draagkracht sinds de toepassing van de schuldsaneringsregeling per 1 april 2014 ontoereikend is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 september 2015 is de bewindvoerder als informant aanwezig geweest. Het hof heeft kennisgenomen van aanvullende stukken die door de bewindvoerder zijn ingediend. De vrouw betwist de stelling van de man dat hij geen draagkracht heeft, en stelt dat hij ondanks de schuldsaneringsregeling in staat is om kinderalimentatie te betalen. Het hof overweegt dat een saniet in de WSNP doorgaans niet over draagkracht beschikt om alimentatie te betalen, tenzij bijzondere omstandigheden zich voordoen.
Het hof concludeert dat de man gedurende de resterende duur van de schuldsaneringsregeling geen draagkracht heeft om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen te voldoen. De nihilstelling van de kinderalimentatie wordt vanaf 1 december 2015 toegestaan, maar het verzoek van de man voor de periode van 1 april 2014 tot 1 december 2015 wordt afgewezen. De proceskosten worden voor de man vastgesteld op € 287,- aan eigen bijdrage en € 311,- aan griffierechten. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en opnieuw vastgesteld.