Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de vader in zijn verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die door de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: GI), was gegeven. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.T.F. Chocolaad, verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 12 mei 2015 en 2 juni 2015 vervallen te verklaren. De GI verzocht de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waar de vader niet ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de grieven van de vader. De vader voerde aan dat de kinderrechter ten onrechte de e-mail van 12 mei 2015 niet als schriftelijke aanwijzing had aangemerkt en dat de aanwijzing in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur.
Het hof oordeelde dat de vader ontvankelijk was in zijn verzoek, ondanks dat er geen sprake was van een uithuisplaatsing. Het hof concludeerde dat de schriftelijke aanwijzing voldeed aan de wettelijke eisen en dat de grieven van de vader faalden. De beslissing van de kinderrechter werd bekrachtigd, en het hof wees het meer of anders verzochte van de vader af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen de vader en de GI in het belang van de minderjarige, en dat de vader zijn teleurstelling en boosheid opzij moet zetten voor een vruchtbare omgangsregeling.