Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
advocaat: mr. R.P. Adema te Apeldoorn,
verder te noemen: Stichting MMN.
1.Het geding in eerste aanleg
24 december 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen op 18 februari 2015;
- het verweerschrift, ingekomen op 29 april 2015;
- een journaalbericht van mr. Adema van 3 september 2015 met bijlagen, ingekomen op
Namens Stichting MMN zijn verschenen [… 3] (mentor) en [… 4].
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
20 november 2014 en 24 december 2014 te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van Stichting Warande tot haar ontslag als mentor en tot benoeming van een nieuwe (professionele) mentor, alsnog af te wijzen.
5.De motivering van de beslissing
Betrokkene kreeg verder - aldus zijn dochter - nauwelijks ruimte om dagelijks terugkerende handelingen te blijven verrichten, waarmee de weg terug naar zelfstandigheid praktisch werd afgesneden. Afspraken met specialistische zorgverleners werden door Stichting Warande afgezegd, input van haar werd genegeerd. Er is onnodig dwang op betrokkene toegepast. De zorg voor betrokkene bij Stichting Warande is ver onder de maat. Het stond Stichting Warande niet vrij zonder haar instemming of zonder overleg met haar als mentor ingrijpende maatregelen te treffen.
Op 21 juli 2014 zijn afspraken gemaakt tussen Stichting Warande en haar over de zorg aan betrokkene. De afspraken zijn echter niet of niet volledig opgenomen in het zorgleefplan.
Het zorgleefplan voldeed niet aan de regels van Inspectie Gezondheidszorg en was niet volledig. De dochter van betrokkene betwist de stelling van Stichting Warande, dat door haar toedoen sprake was van een onwerkbare situatie; in ieder geval bestrijdt de dochter van betrokkene dat haar daarvan verwijt kan worden gemaakt en dat dit zou moeten leiden tot haar ontslag. Zij stelt verder dat zij door de zorginstelling als mentor in staat moet worden gesteld haar taken te vervullen. Zij stelt voorts dat zij vanuit haar betrokkenheid bij betrokkene Stichting Warande veelvuldig kritische vragen heeft gesteld over de aan hem verleende zorg, maar dat adequate antwoorden zijn uitgebleven. De inmiddels ontstane situatie kan aan de dochter van betrokkene niet worden toegerekend; juist aan de zijde van Stichting Warande moeten veranderingen worden doorgevoerd om goede zorg aan betrokkene te kunnen leveren. Haar ontslag als mentor is geen oplossing. De dochter van betrokkene acht zich zelf heel goed in staat de belangen van betrokkene te vertegenwoordigen.
Stichting Warande heeft de klachten van de dochter altijd serieus genomen en steeds met haar gezocht naar oplossingen. Een gezond kritische houding is in het geval van de dochter van betrokkene ontaard in achterdocht. Daarbij heeft de dochter van betrokkene fatsoensnormen overschreden. Als gevolg daarvan is de relatie tussen haar en het personeel van Stichting Warande ernstig verstoord geraakt. Ook betrokkene blijkt die spanning te voelen. De houding van de dochter van betrokkene is niet in het belang van betrokkene. Stichting Warande heeft al het mogelijke gedaan om tot constructief overleg met de dochter van betrokkene te komen, maar dit is niet gelukt. De situatie is in augustus 2014 onhoudbaar geworden. Betrokkene leed onder de spanning tussen de dochter en de zorgverleners. Om die reden heeft Stichting Warande naar dit laatste redmiddel gegrepen. Benoeming van de nieuwe mentor was als eerste gericht op herstel van het vertrouwen met betrokkene.
Wijziging van de mentor heeft volgens Stichting Warande geleid tot verbetering van het welzijn van betrokkene. Het contact met Stichting MMN verloopt goed, aldus nog steeds Stichting Warande.
Het hof oordeelt dat de norm van artikel 6:2 BW analogisch moet worden toegepast, hetgeen betekent dat redelijkheid en billijkheid leidend moeten zijn in de verhouding tussen de dochter en Stichting Warande. De invulling van het mentorschap door de dochter gaat de aldus getrokken grenzen te buiten, zoals blijkt uit de door het hof overgenomen motivering van de kantonrechter, die het hof nog als volgt aanvult.
Gebleken is verder dat betrokkene signalen heeft afgegeven waaruit blijkt dat hij beseft dat er spanningen zijn tussen de mentor en de zorginstelling. Indien de dochter van betrokkene het mentorschap blijft uitvoeren, is de kans groot dat de spanningen blijven voortbestaan, hetgeen het hof strijdig acht met het belang van betrokkene. Hoewel de dochter een groot en gerechtvaardigd belang heeft om betrokken te zijn bij de zorg van betrokkene, acht het hof haar, gelet op de ontstane onwerkbare situatie in haar verhouding tot Stichting Warande, niet langer geschikt om de niet-vermogensrechtelijke belangen van betrokkene te behartigen en het mentorschap naar behoren te kunnen uitvoeren. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat er gewichtige redenen zijn om de dochter van betrokkene te ontslaan als mentor en een onafhankelijke mentor te benoemen.