Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor haar dochter, [het kind]. De moeder, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzocht het hof om toestemming omdat de vader, die de Belgische nationaliteit heeft, zijn medewerking aan de aanvraag weigerde. De ouders zijn op 25 mei 2011 getrouwd en hebben samen [het kind], die zowel de Nederlandse als de Belgische nationaliteit heeft. Na de scheiding in 2014 is er een co-ouderschapsregeling getroffen waarbij [het kind] afwisselend bij beide ouders verblijft. De moeder heeft op 20 maart 2014 de echtelijke woning in België verlaten en is naar Nederland verhuisd. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in deze zaak voortvloeit uit de Verordening Brussel II-bis, aangezien de gewone verblijfplaats van [het kind] op het moment van indienen van het verzoek in Nederland was. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat het in het belang van [het kind] is om vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een Nederlands paspoort. De vader heeft in eerste aanleg geen bezwaren geuit en heeft in hoger beroep verweer achterwege gelaten. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd en de moeder toestemming verleend voor de aanvraag van het paspoort.