2.2.De getuige [getuige 1] heeft als volgt verklaard:
“Ik ben nu statutair directeur van [geïntimeerde] B.V.. Ik was destijds, in 2009 ook al statutair directeur. Voorafgaand aan dit getuigenverhoor heb ik nog de getuigenverklaring doorgelezen die ik afgelegd heb bij de rechtbank Zutphen. Ik sta daar nog steeds achter.
Wij kwamen erachter dat [appellant] contact op had genomen met [A] doordat wij een mail ontvingen die niet voor ons bestemd was, dat was de mail van [B] van 2 juli 2009, die achter het proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechtbank Zutphen zit. Wij hebben toen meteen contact met [A] gezocht en ik ben daar samen met mijn vader naartoe gegaan, zo rond half juli 2009. Ik sprak daar met de heer [C] en [D] . Zij hebben toen toegegeven dat zij benaderd waren door [appellant] , na maart 2009, dat zij teveel bij ons betaalden en dat hij hen in contact kon brengen met de leverancier. Dat hij dat ook heeft gedaan, blijkt wel uit het mailverkeer. U vraagt mij hoe hij dat dan heeft gedaan, bijvoorbeeld door het e-mailadres te geven of door te bellen. Wat ik mij daarvan herinner is dat zij zeiden: hij heeft contact met ons opgenomen en hij is ook bij ons in Oostenrijk geweest. Zij hebben ook toegegeven dat ze een order hadden afgegeven, die order hebben ze ook laten zien en dat waren producten die ze al eerder bij ons hadden besteld. Het waren producten die bij ons ook in de opslag lagen en die normaal bij ons zouden worden afgeroepen en die bij [B] werden gemaakt. (…)
U vraagt hoe [A] van de inkoopprijzen van [geïntimeerde] wist. Daarop antwoord ik dat [appellant] [A] met [B] in contact heeft gebracht. De prijslijst die wij bij [B] hadden, was exact dezelfde kopie als wat [A] daar had liggen. Het was hetzelfde bestand. Ik ga er dan van uit dat die prijslijst van [appellant] afkomstig is, maar ik weet niet of [C] en [D] dat toen gezegd hebben. Ik ga daar van uit, omdat ze door [appellant] benaderd waren, en omdat [appellant] ook over het contract tussen [B] en [A] beschikte. Dat laatste blijkt namelijk uit de e-mail waarin [appellant] zegt dat hij ‘zijn contract’ heeft doorgestuurd.
U vraagt of ik ook aan [B] heb gevraagd hoe een en ander is gegaan. Dat heb ik gedaan bij mijn e-mail van 30 november 2013 (productie 5 bij repliek). In die e-mail heb ik volgens mij niets weggehaald. Ik heb het verder, afgezien van die e-mail, niet met [B] over de kwestie gehad. Ik kan mij dat in ieder geval niet herinneren.
U vraagt mij hoe het antwoord van [E] op mijn e-mail van 30 november 2010 zich verhoudt tot de e-mail van 20 juli 2009 (productie 5 bij repliek). U houdt mij de tweede volzin van die laatste e-mail voor waarin [E] schrijft dat [F] haar heeft verteld dat hij enkele maanden daarvoor een e-mail van Personal Shop had gekregen. Ik weet niet wat ik daarover moet zeggen.
Met [appellant] zelf hebben wij in deze periode na 2 juli 2009 niet over de kwestie gesproken. Hij had het contact al tot stand gebracht. Wij waren daar boos over. Ik zeg daarbij dat [B] echt geen firma is die je makkelijk op internet kunt vinden.
Na de e-mail van 18 november 2013 van [C] zijn wij weer naar Oostenrijk gegaan, naar [A] . [C] en [D] gaven aan dat [appellant] contact met [C] had opgenomen, en had gezegd dat hij zijn huis zou moeten verkopen en onder een brug zou moeten slapen. Toen hadden zij die verklaring van 18 november 2013 afgegeven. Zij hebben ons toen gezegd dat ze niets meer met de kwestie te maken wilden hebben. Ze hadden er al spijt van dat ze die verklaring hadden afgegeven. Wij hebben hen toen niet meer gevraagd om de verklaring in te trekken. Het is een goede relatie van ons die we niet kwijt willen.
U vraagt mij nu u dit dicteert of de verklaring nu juist was of niet: nee, hij was niet juist, of ze moeten het daarvoor al tijdens een dinertje een keer van [appellant] gehoord hebben. Ik begreep van hen dat ze de verklaring uit medelijden hadden afgegeven.
Er zitten geen labeltjes in de producten die [B] voor ons produceert, althans geen labeltjes van [B] . Er zitten geen kaartjes in van de producent. Volgens mij hebben we in december 2013 aan [C] en [D] ook gevraagd of ze labels hadden gevonden, het antwoord was dat ze dat niet hadden.
Tijdens het eerste gesprek over deze kwestie hebben we van [C] en [D] al gehoord dat [appellant] een vergoeding zou ontvangen voor het in contact brengen van [A] met [B] . Dit was toen we naar hen toegingen nadat we de e-mail hadden gevonden. Ik weet niet hoe hoog die vergoeding zou zijn, of wat daarover was afgesproken. Tijdens het gesprek in december 2013 hebben we van hen gehoord dat zij de vergoeding niet hadden betaald, omdat de bestelling niet was doorgegaan.
Ik ben tussendoor ook wel naar [A] toegegaan, maar praat dan niet over deze kwestie. [A] is een klant van ons, zij schaamden zich destijds toch een beetje. Ik wil de relatie met hen goed houden.
Ik weet niet of de naam van [appellant] op de order terugkwam die ik tijdens het eerste gesprek bij [A] heb gezien. Daarmee bedoel ik de order van [A] bij [B] .
Over de prijsstelling in de periode dat [appellant] nog voor ons werkte. [appellant] deed dat, hij had contact met [A] . Ik kende de prijzen wel. Ik weet niet meer of er wel eens ter sprake is gekomen dat de prijzen te hoog waren.
Over de kwestie [getuige 3] :
[getuige 3] produceerde voor ons geweertassen. Hij gebruikte productieruimte bij ons in het pand. Hij nam contact op met ons om te vertellen dat [appellant] contact met hem had opgenomen. [appellant] had hem benaderd om foedralen te maken voor [G] . [G] neemt die foedralen bij ons af, nog steeds trouwens. [getuige 3] had gezegd aan [appellant] dat ze dat niet doen. Ik weet niet of er ook gesproken is over een vergoeding van [appellant] . [getuige 3] lederwaren is gestopt met de productie voor ons, ik meen begin 2010. Ik meen dat zij hun firma hadden beëindigd. [appellant] had hem benaderd nadat ze gestopt waren met de productie voor ons.
Op vragen van mr. Hissink: u vraagt mij waarom [geïntimeerde] ervoor heeft gekozen om [C] en [D] niet als getuigen op te roepen. Zij zijn een goede relatie van ons, en het zou jammer zijn als die relatie schade zou oplopen door deze kwestie.”