In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de kredietopzegging door Staalbankiers N.V. aan [appellant] c.s. De kredietovereenkomst, afgesloten op 2 september 2004, betrof een lening van € 2.000.000,= in Zwitserse Franken, waarvoor [appellant] zijn aandelen in de vennootschap [X] had verpand. Na wijziging van de statuten van [X] en het verstrekken van een hypotheek aan [Y] Group BV, stelde Staalbankiers dat [appellant] c.s. in strijd had gehandeld met zijn contractuele verplichtingen, wat leidde tot de eis van terugbetaling van de lening. Het hof beoordeelt of de kredietopzegging rechtsgeldig was en of er sprake was van een spoedeisend belang bij de vordering van Staalbankiers. Het hof concludeert dat de kredietopzegging geoorloofd was, gezien de toegenomen kredietrisico's door de hypotheekverstrekking en het ontbreken van alternatieve zekerheden. De grieven van [appellant] c.s. worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij [appellant] c.s. in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.