In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader om medegezag over zijn minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. de Graaf, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland een verzoek ingediend om het gezag over zijn dochter te delen met de moeder. De rechtbank had dit verzoek afgewezen en de vader had hiertegen hoger beroep ingesteld. De moeder, vertegenwoordigd door mr. J.T. Schlepers, woonde op een geheim adres en had ernstige zorgen over de omgang tussen de vader en de dochter, die onder toezicht stond van Jeugdbescherming Noord.
Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de dochter klem of verloren zou raken tussen de ouders, gezien de ernstige en structurele problemen in de communicatie tussen hen. De vader had in het verleden dreigende uitlatingen gedaan, wat de moeder ertoe had aangezet om te verhuizen. Het hof oordeelde dat de ouders niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat het in het belang van de dochter noodzakelijk is dat alleen de moeder met het gezag wordt belast.
Daarnaast heeft het hof het verzoek van de vader om omgang met de dochter afgewezen. Het hof oordeelde dat de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, vooral gezien de huidige situatie en de speltherapie die de dochter ondergaat. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor wat betreft het gezag, maar vernietigd voor de omgangsregeling, waarbij het recht op omgang met de dochter aan de vader werd ontzegd. De vader kan in de toekomst opnieuw verzoeken om omgang, afhankelijk van de omstandigheden.