In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap. De zaak betreft een geschil tussen een besloten vennootschap (appellante) en een bestuurder (geïntimeerde) die wordt verweten dat hij zijn eigen vordering heeft bevoordeeld ten koste van de vordering van de appellante. De appellante had een vordering van € 51.408 op de vennootschap, die niet meer kon worden voldaan na een activaoverdracht aan een andere vennootschap, waarbij de bestuurder ook betrokken was. Het hof oordeelt dat de bestuurder onzorgvuldig heeft gehandeld door de activa te verkopen en de vordering te cederen, waardoor de crediteuren van de vennootschap, waaronder de appellante, benadeeld zijn.
Het hof heeft vastgesteld dat de bestuurder wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de vennootschap geen verhaal zou bieden voor de vordering van de appellante. De bestuurder heeft zichzelf bevoordeeld door zijn eigen vordering te laten betalen, terwijl de vennootschap niet in staat was om andere schuldeisers, zoals de appellante, te betalen. Het hof concludeert dat de bestuurder persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die de appellante heeft geleden als gevolg van deze handelingen. De vordering van de appellante wordt toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in het kader van externe bestuurdersaansprakelijkheid en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de belangen van alle crediteuren van een vennootschap. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de appellante toe, met veroordeling van de bestuurder in de proceskosten.