ECLI:NL:GHARL:2015:7890

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 oktober 2015
Publicatiedatum
19 oktober 2015
Zaaknummer
21-003424-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in een hennepzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 oktober 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de politierechter in Leeuwarden was vrijgesproken van een aantal strafbare feiten met betrekking tot de teelt en het bezit van hennep. De verdachte, geboren in 1962, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die op 4 januari 2013 had geoordeeld. Tijdens de zitting op 5 oktober 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 16 weken had geëist. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het tweede ten laste gelegde feit, omdat hoger beroep tegen een vrijspraak niet openstaat voor de verdachte.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is bewezen verklaard dat hij opzettelijk hennep heeft geteeld en aanwezig heeft gehad in de periode van 3 november 2008 tot en met 1 november 2009 in Langweer en op 12 april 2010 in Sint Jacobiparochie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 weken. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de schade die de verdachte heeft veroorzaakt, en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat het hof zwaar heeft laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003424-14
Uitspraak d.d.: 19 oktober 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 4 januari 2013 met parketnummer 17-753094-11 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 oktober 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. drs. M.R. van der Pol, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat voor de verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover aan hoger beroep onderworpen, tenlastegelegd dat:
1:
hij op verschillende tijdstippen, in of omstreeks de periode van 3 november 2008 tot en met 1 november 2009 te Langweer, gemeente Skarsterlân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [a-straat 1]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 12 april 2010 te Sint Jacobiparochie, althans in de gemeente Het Bildt, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [b-straat]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden die van (in totaal) ongeveer 782 althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in de periode van 3 november 2008 tot en met 1 november 2009 te Langweer, gemeente Skarsterlân, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan [a-straat 1] een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3:
hij op 12 april 2010 te Sint Jacobiparochie, opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [b-straat], een hoeveelheid van in totaal 782 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep en aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep. Hij heeft, puur voor het geldelijk gewin, een stof geproduceerd die schadelijk kan zijn voor de gebruikers van die stof. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen - de hennepproducten - brengt immers risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. De verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen.
Het hof neemt teven in aanmerking dat verdachte de huurwoning waarin hij de hennep teelde met veel schade heeft achtergelaten en met de noorderzon is vertrokken, zodat de schade en het opruimen voor rekening kwam van de huurbaas. Verdachte heeft daarbij ook nog eens verzuimd de laatste huurtermijn te betalen. Dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen blijkt ook uit de inhoud van de brief die hij aan de huurbaas heeft gestuurd. In deze zeer onaangename brief - die verdachte op geraffineerde wijze door een vriend in Zweden heeft laten posten om het te doen lijken alsof verdachte aldaar woonachtig was en aldus slecht te bereiken - werd de huurbaas duidelijk gemaakt dat hij maar beter niet naar de politie kon gaan.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2015, waaruit blijkt dat
verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van het telen van hennep. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen verdachte er niet van weerhouden opnieuw over te gaan tot het plegen van soortgelijke delicten.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf onvoldoende recht doen aan deze zaak. Het hof zal verdachte - zoals de politierechter in eerste aanleg heeft gedaan - veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 weken. Het hof acht deze straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. B.F. Keulen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 19 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Keulen voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.