Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente [L](hierna: de heffingsambtenaar)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
15 november 2011 is verkocht voor € 1.560.000. Op 1 januari 2012 is een huurovereenkomst tot stand gekomen waarin [e-straat] 12 voor € 135.256 per jaar wordt verhuurd. Uit deze verkoop en daaropvolgende verhuur volgt een kapitalisatiefactor van 11,6. Weliswaar brengt de strekking van artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ mee dat voor de bepaling van de WOZ-waarde niet kan worden aangesloten bij verkoopprijzen van transacties waarbij de prijsvorming is beïnvloed door bestaande huurcontracten, maar aan die verkoopprijzen kan de heffingsambtenaar wel marktgegevens ontlenen die van nut kunnen zijn bij de vaststelling van de waarde met toepassing van de ficties van artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ (HR 25 april 2014, 13/04068, ECLI:NL:HR:2014:982, BNB 2014/169). Zelfs als uitgegaan zou worden van een zekere mate van beïnvloeding van de verkoopprijs door de aanwezigheid van een huurder en een nieuw huurcontract, dan nog is de kapitalisatiefactor van 11,6 aanzienlijk hoger dan de door de heffingsambtenaar gehanteerde kapitalisatiefactoren. Voor de gebruikte kapitalisatiefactoren vindt de heffingsambtenaar voorts steun in de verkoop van de bedrijfsruimte [b-straat] 60 met een oppervlakte van 2115 m² , die op 19 december 2011 is verkocht voor € 1.316.000. Uitgaande van een rekenhuur van € 134.940 heeft de heffingsambtenaar de kapitalisatiefactor berekend op 9,9.
5.Proceskosten
6.Beslissing
mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.