Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1],
[appellant 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 22 augustus 2014;
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord, met een productie.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
enigevennoten van [C] zijn is evenwel niet dragend geweest voor de beslissing van de rechtbank. Relevant voor de beoordeling door de rechtbank is de vaststelling dat [appellant 1] c.s., in hun hoedanigheid van bestuurders van [A] B.V., hebben besloten om de [X]-producten vanuit [C], waarvan zij vennoot zijn, te verkopen. Tegen die vaststelling is de grief niet gericht, zodat de grief in zoverre doel mist. Voor zover de grieven de vraag aan de orde stellen of sprake was van een exclusief importeurschap voor de [X]-producten en of [appellant 1] c.s. kan worden verweten dat zij dat importeurschap om niet van [A] B.V. naar [C] hebben overgeheveld, kunnen zij onbesproken blijven. Ook indien geen sprake was van overheveling van een (exclusief) importeurschap, en [C] reeds eerder [X]-producten verkocht, hebben [appellant 1] c.s. onrechtmatig gehandeld door de geldstromen die samenhingen met de verkoop van de [X]-producten vanaf enig moment uitsluitend via [C] en niet langer via [A] B.V. te laten lopen en daardoor te bewerkstelligen dat [A] B.V. haar verplichtingen niet meer kon nakomen en [geïntimeerde] geen verhaalsmogelijkheden meer had. Door [appellant 1] c.s. zijn voorts geen (voldoende gemotiveerd gestelde) feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere conclusie aanleiding geven, zodat het bewijsaanbod wordt gepasseerd.
- griffierecht € 704,-
- salaris advocaat € 1.631,- (1 punt x tarief IV).