In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de vastgestelde waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 91 te [Z] voor het jaar 2013, welke door de heffingsambtenaar van de gemeente Berkelland was vastgesteld op € 197.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde de waarde en de aanslag onroerende-zaakbelasting (OZB). De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.
Belanghebbende ging in hoger beroep en voerde aan dat de vastgestelde waarde te hoog was. Tijdens de zitting op 9 juli 2015 zijn zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar gehoord. De heffingsambtenaar had een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, maar het Hof oordeelde dat deze matrix onvoldoende was om de waarde te onderbouwen. Het Hof stelde vast dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan, omdat de vergelijkingsobjecten niet vergelijkbaar waren met de onroerende zaak van belanghebbende.
Het Hof oordeelde dat zowel de heffingsambtenaar als belanghebbende niet in hun bewijslast waren geslaagd en stelde de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vast op € 175.000. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van de heffingsambtenaar, en veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.