ECLI:NL:GHARL:2015:7348

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
15/00015 en 15/00016
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van exploitant kermisbedrijf met betrekking tot herinvesteringsreserve

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een exploitant van een kermisbedrijf, tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland over de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2008. De rechtbank had de aanslag verminderd, maar de inspecteur van de Belastingdienst handhaafde de vrijval van de herinvesteringsreserve. Belanghebbende had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 150.000, met een verzuimboete van € 226 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. De rechtbank had de aanslag IB/PVV verminderd tot € 106.535, maar de inspecteur stelde dat er een vrijval van de herinvesteringsreserve van € 110.558 moest plaatsvinden, wat door belanghebbende werd betwist.

Tijdens de zitting op 27 augustus 2015 werd het geschil besproken, waarbij belanghebbende en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van de inspecteur. De inspecteur voerde aan dat de herinvesteringsreserve eind 2008 € 252.123 bedroeg en dat er een vrijval van € 62.681 moest plaatsvinden. Belanghebbende betwistte dit en stelde dat de reserve slechts € 3.093 moest vrijvallen. Het Hof oordeelde dat de inspecteur de aanslag op een redelijke schatting had gebaseerd en dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing was, omdat belanghebbende niet tijdig aangifte had gedaan.

Het Hof verklaarde het hoger beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de aanslag IB/PVV en de heffingsrente, en bevestigde de uitspraak voor het overige. De aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.092, en de inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 15/00015 en 15/00016
uitspraakdatum:
29 september 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te
[Z](hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 november 2014, nummers AWB 12/4990 en 12/4991, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Apeldoorn(hierna: de Inspecteur).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 150.000
.Daarbij is een bedrag van € 7.770 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verder is een verzuimboete van € 226 opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte.
1.2.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 31.231 (het wettelijke maximum). Daarbij is een bedrag van € 183 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.3.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van
17 september 2012 de aanslag IB/PVV nader vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 149.085 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.673, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig vastgesteld, de boetebeschikking gehandhaafd en de aanslag Zvw gehandhaafd.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 18 november 2014 het beroep inzake de aanslag IB/PVV gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV en de heffingsrente vernietigd, de aanslag IB/PVV verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 106.535 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.673, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, en het beroep inzake de verzuimboete en de aanslag Zvw ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft bij brief van 24 december 2014, ingekomen bij het Hof op
29 december 2014, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.6.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2015 te Arnhem. De zaken met de nummers 15/00015 en 15/00016 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr.drs. [A] ,
mr. [B] en [C] .
1.8.
De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
1.9.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende exploiteert sinds 1 januari 1988 in de vorm van een eenmanszaak een kermisbedrijf. De kermisactiviteiten vinden plaats in [D] te Polen, waar belanghebbende een vaste plaats heeft op een kermispark. Daarnaast is belanghebbende aandeelhouder van een besloten vennootschap die een zonnestudio exploiteert te [E] .
2.2.
In 2005 heeft belanghebbende een reuzenrad verkocht voor € 875.000. Ten tijde van de verkoop was de boekwaarde van dit reuzenrad € 190.558, zodat de boekwinst € 684.442 bedroeg. Deze boekwinst is toegevoegd aan de herinvesteringsreserve.
2.3.
Bij brief van 11 december 2008 heeft belanghebbendes gemachtigde verzocht om verlenging van de termijn voor herinvestering. Volgens deze brief bedroeg het restant van de herinvesteringsreserve op dat moment circa € 300.000.
2.4.
Nadat is gecorrespondeerd tussen de Inspecteur en belanghebbendes gemachtigde over het verzoek om termijnverlenging, heeft de Inspecteur in zijn brief van 6 april 2010 onder meer het volgende geschreven:
“Op mijn verzoek hebt u stukken overgelegd waaruit blijkt dat, voor wat betreft de achtbaan ( [F] ), in oktober 2008 een begin van uitvoering was gegeven aan de herinvestering. Ik ben uitsluitend bereid voor die investering de termijnverlenging toe te passen. (…) Deze investering beloopt volgens uw brief van 19 augustus 2009 en de overgelegde stukken € 380.000. De in het geding zijnde herinvesteringsreserve bedraagt volgens uw brief € 300.000. In uw faxbericht van 6 april 2010 hebt u aangegeven dat de boekwaarde van het bedrijfsmiddel vlak voor de verkoop in 2005 € 190.558 bedroeg. Dit betekent dat de verlenging van de termijn voor de herinvesteringsreserve maximaal geldt voor een bedrag van € 189.442 omdat de zgn. boekwaarderegel verdere afboeking in de weg staat. De herinvesteringsreserve dient daarom voor een bedrag van € 110.558 vrij te vallen in 2008 en derhalve in de winst te worden opgenomen in de jaarrekening over 2008.”
2.5.
Bij brief van 7 juli 2011 heeft belanghebbendes gemachtigde het volgende verzoek gericht aan de Inspecteur:
“Belastingplichtige heeft een verzoek tot het doen van aangifte inkomstenbelasting 2008 ontvangen met een dagtekening van 6 juni 2011. Volgens het verzoek zou de aangifte inkomstenbelasting 2008 voor 1 augustus 2011 ingediend moeten zijn.
Wij willen u echter namens belastingplichtige verzoeken, mede gezien de vakantieperiode en de door ons voor belastingplichtige nog te verrichten werkzaamheden, om uitstel te verlenen voor het doen van aangifte inkomstenbelasting 2008 tot 1 oktober 2011.”
2.6.
Bij brief van 21 december 2011 heeft belanghebbendes gemachtigde de Inspecteur wederom om uitstel verzocht:
“Bovengenoemde belastingplichtige heeft uitstel voor het doen van aangiften inkomstenbelasting 2008 en 2009 (…). Om de aangiften inkomstenbelasting 2008 en 2009 van belastingplichtige te kunnen verzorgen hebben wij aanvullende informatie opgevraagd. Het verkrijgen van deze informatie duurt echter langer dan verwacht.
Wij verzoek u derhalve het verleende uitstel tot het doen van aangiften inkomstenbelasting 2008 en 2009 te verlengen met 2 maanden tot 1 maart 2012. Wij verwachten dan over voldoende informatie te beschikken zodat wij de bovengenoemde aangiften inkomstenbelasting kunnen verzorgen.”
2.7.
Omdat de aangifte niet is ontvangen, heeft de Inspecteur op 1 februari 2012 ambtshalve een aanslag IB/PVV 2008 aan belanghebbende opgelegd. Bij het opleggen van deze aanslag heeft de Inspecteur rekening gehouden met een vrijval van de herinvesteringsreserve tot een bedrag van € 110.558 en het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 150.000. Voorts is aan belanghebbende een aanslag Zvw opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 31.231 waarbij een bedrag van € 183 aan heffingsrente in rekening is gebracht.
2.8.
Belanghebbende heeft op 7 maart 2012 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw. Daarbij heeft belanghebbende alsnog zijn aangifte IB/PVV 2008 ingediend. In de aangifte is een winst uit onderneming aangegeven van € 49.360, een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.420 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.467. Ter zake van de Zvw heeft belanghebbende een bijdrage-inkomen van € 31.231 aangegeven.
2.9.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 15 juni 2012 verzocht om informatie te verstrekken over onder meer de hoogte van de herinvesteringsreserve.
2.10.
Bij brief van 12 juli 2012 heeft belanghebbende onder meer het volgende geschreven:
”Volgens onze gegevens bedroeg de stand van de herinvesteringsreserve per 1 januari 2008
€ 680.535. Inmiddels hebben de volgende investeringen plaatsgevonden:
-Waterbaan € 405.000
-Achtbaan [F] 380.000
-Grijpkraanauto 35.000
- [G] 48.000
-Spookhuis
60
Totale investeringen 928.000
Af: boekwaarde eis
190.558
737.442
Door deze investeringen te doen heeft de heer [X] de gehele herinvesteringsreserve kunnen aanwenden en heeft er geen vrijval plaats gevonden.(…).”
2.11.
In de vooraankondiging van 23 augustus 2012 inzake de uitspraak op bezwaar, heeft de Inspecteur onder meer het volgende geschreven:
“Winst uit onderneming: vrijval herinvesteringsreserve
(…) In de jaarstukken 2008 kan ik de vrijval van de herinvesteringsreserve ten bedrage van
€ 110.558 niet traceren. In uw brief van 12 juli 2012 heeft u hier een reactie op gegeven. In uw reactie geeft u aan dat uw cliënt de gehele investeringsreserve heeft kunnen aanwenden en er zodoende geen vrijval heeft plaatsgevonden. Uw redenering en opstelling kan ik echter niet volgen. In uw brief van 11 december 2008 heeft u aangegeven dat er eind 2008 een herinvesteringsverplichting bestaat van circa € 300.000. In zijn brief van 6 april 2010 heeft de heer Dijkstra aangegeven dat uitsluitend voor de investering in de achtbaan ( [F] ) de termijnverlenging toegepast kan worden, aangezien er een bijzondere omstandigheid was. De termijnverlenging geldt dus niet voor het in 2009 aangeschafte spookhuis. De waterbaan en de [G] zijn voor 1-1-2009 aangeschaft (zie ook uw fax van 7 april 2010, waarin overigens andere bedragen genoemd worden voor deze investeringen) en zijn dus al meeberekend in de stand van de herinvesteringsreserve van € 300.000 eind 2008. Wanneer er is geïnvesteerd in de grijpkraanauto is mij niet duidelijk. Deze investering is nog niet in eerdere correspondentie aan de orde gekomen. Indien dit echter voor 1-1-2009 is gebeurd, zal dit door u meegenomen zijn in de berekening van de stand van de herinvesteringsreserve van € 300.000 eind 2008. Indien de investering heeft plaatsgevonden na 1-1-2009 is hier geen verlenging van de termijn voor verleend. Ik ben daarom van mening dat de herinvesteringsreserve voor een bedrag van € 110.558 dient vrij te vallen in 2008 en derhalve in de winst te worden opgenomen in de jaarrekening over 2008. Omdat u deze in uw aangifte niet heeft laten vrijvallen, ben ik van plan om dit te corrigeren.(…)”
2.12.
Onder verwijzing naar de brief van 23 augustus 2012 heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 17 september 2012 het belastbaar inkomen uit werk en woning nader vastgesteld op € 149.085 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 2.673. Verder heeft de Inspecteur de verzuimboete en de aanslag Zvw gehandhaafd.
2.13.
Belanghebbende heeft in een nader stuk van 19 december 2013 aan de Rechtbank een overzicht verstrekt van het verloop van de herinvesteringsreserve in de jaren 2005 tot en met 2008. Met betrekking tot het jaar 2008 is het volgende vermeld:
Stand 1 januari 2008 € 680.535
Af: investeringen 2008
-Waterbaan (15 april 2008) 405.000
-Big One grijpautomaten (15 december 2008) 35.000
- [G] (31 maart 2008) 48.000
- [F]
380
868
Boekwaarde-eis -
190.558
Onttrekking aan herinvesteringsreserve
677.442
Vrijval herinvesteringsreserve 3.093
Belanghebbende heeft in dat stuk verzocht het belastbaar inkomen uit werk en woning nader vast te stellen op € 53.274.
2.14.
De Inspecteur heeft in zijn reactie daarop gesteld dat het onder 2.13 bedoelde overzicht van belanghebbende moet worden verworpen, omdat dit niet overeenstemt met de grootboekrekening en de balans van belanghebbende. De Inspecteur heeft daarbij stukken overgelegd die zijn verkregen uit een inmiddels door de Inspecteur ingesteld boekenonderzoek bij belanghebbende over de jaren 2009 en verder. De Inspecteur heeft een uitdraai overgelegd van grootboekrekening 1673 van de investeringsverplichting. Deze grootboekrekening omvat, rekening houdend met diverse correctieboekingen op
9 mei 2012, een saldo per 31 december 2008 van € 252.123. Voorts heeft de Inspecteur een uitdraai uit de administratie overgelegd van 15 april 2013 waarop de balansposten ultimo 2008 en 2009 zijn vermeld. De balanspost investeringsverplichting vermeldt ultimo 2008 een saldo van eveneens € 252.123.
2.15.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende voor het jaar 2008 de vereiste aangifte niet heeft gedaan, dat daarom de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast als bedoeld in artikel 27e AWR kan worden toegepast en dat belanghebbende niet in deze bewijslast is geslaagd. Verder heeft de Rechtbank geoordeeld dat de door de Inspecteur voorgestane aanslag IB/PVV berust op een redelijke schatting, nu de Inspecteur aan de hand van de gedane investeringen rekening heeft gehouden met een gedeeltelijke vrijval van de in 2005 gedane toevoeging aan de herinvesteringsreserve. De Rechtbank heeft de Inspecteur in zijn standpunt gevolgd dat de vrijval van de herinvesteringsreserve
€ 62.681 dient te bedragen. Dit bedrag is als volgt te specificeren:
Stand herinvesteringsreserve ultimo 2008 € 252.123
Af: Aanschafverplichtingen [F] € 380.000
Boekwaarde-eis
€ 190.558
Onttrekking aan herinvesteringsreserve
189.442
Vrijval herinvesteringsreserve 62.681
2.16.
De Inspecteur heeft ter zitting van het Hof een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Daarin is onder meer het volgende opgemerkt:
”10. Op basis van het hiervoor vermelde en de ter beschikking staande bescheiden wordt de opstelling van het verloop van de HIR in 2008 als volgt:
Saldo HIR 1-1-2008 € 681.378
Afboeking: Aanschaf Waterbaan 405.000
Afboeking: Big One Grijpautomaten 35.000
Afboeking: Aanschaf [G] 48.000
Bijboeking: Winst verkoop [H] 35.000
Bijboeking: Winst verkoop 10.000
Bijboeking: Winst verkoop diverse inventaris
2.756
Saldo HIR 31-12-2008 242.134
HIR waarvoor termijnverlenging is verleend
189.442(*)
Vrijval 51.692
(*) Dit betreft de aanschafverplichting van de [F] minus de boekwaarde-eis.
(…)
Volgens de administratie en de jaarrekening 2008 bedraagt de HIR op 31-12-2008 evenwel
€ 252.123. De HIR waarvoor termijnverlenging is verleend bedraagt € 189.442. De vrijval wordt dan dus € 62.681 (€ 252.123 minus € 189.442).”

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de Inspecteur voor het jaar 2008 terecht en tot het juiste bedrag het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning heeft gecorrigeerd. Het geschil spitst zich toe op de vrijval van de herinvesteringsreserve eind 2008.
3.2.
Belanghebbende betoogt dat de stand van de herinvesteringsreserve eind 2007
€ 680.535 heeft bedragen, en dat na afboeking van de investeringen in 2008 – een waterbaan van € 405.000, grijpautomaten van € 35.000 en een [G] van € 48.000 – eind 2008 de stand € 192.535 heeft bedragen. Met inachtneming van een herinvesteringsvoornemen in een achtbaan van € 380.000 en een boekwaarde-eis van € 190.558, dient de herinvesteringsreserve eind 2008 voor een bedrag van € 3.093 vrij te vallen, aldus belanghebbende.
3.3.
De Inspecteur stelt daartegenover dat na de afboeking van de investeringen in 2008 de stand van de herinvesteringsreserve eind 2008 € 252.123 heeft bedragen. Op basis van de door hem ter zitting ingebrachte opstelling (zie 2.16) heeft de Inspecteur zich op het nadere standpunt gesteld dat van het saldo ultimo 2008 een bedrag van in totaal € 47.756 betrekking heeft op een toevoeging aan de herinvesteringsreserve in 2008 en dat de reserve in zoverre niet ultimo 2008 hoeft vrij te vallen. Met inachtneming van een herinvesteringsvoornemen in een achtbaan van € 380.000 en een boekwaarde-eis van € 190.558, dient de herinvesteringsreserve eind 2008 derhalve voor een bedrag van € 62.681 minus € 47.756, ofwel € 14.925 vrij te vallen, aldus de Inspecteur. Verder stelt de Inspecteur dat vanwege het niet tijdig doen van de aangifte, de bewijslast omgekeerd en verzwaard moet worden.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot vermindering van de aanslag IB/PVV tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.274 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.673, en tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente.
3.5.
De Inspecteur concludeert eveneens tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar. De Inspecteur bepleit een aanslag IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.092 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.673.

4.Overwegingen

Aanslag IB/PVV 2008
4.1.
Belanghebbende heeft bij brief van 21 december 2011 nogmaals verzocht om uitstel voor het doen van aangifte (zie 2.6). De Inspecteur heeft gesteld dat naar aanleiding van dit verzoek geen nader uitstel aan belanghebbende is verleend en dat de termijn voor het doen van aangifte is geëindigd op 31 december 2011. Het Hof acht zonder nadere onderbouwing van belanghebbendes zijde, die ontbreekt, niet aannemelijk dat nader uitstel is verleend, zodat ervan wordt uitgegaan dat de aangiftetermijn is geëindigd op 31 december 2011. Vaststaat dat belanghebbende pas op 7 maart 2012 bij zijn bezwaarschrift tegen de aanslag de aangifte heeft gedaan. Nu tevens vaststaat dat belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte (zie 2.5 en 2.6), kan het belanghebbende worden aangerekend dat hij te laat aangifte heeft gedaan. Derhalve moet worden geoordeeld dat niet de vereiste aangifte is gedaan door belanghebbende (vgl. HR 2 maart 2007, nr. 42.311, ECLI:NL:HR:2007:AZ9676). Dit brengt mee dat ingevolge het bepaalde in artikel 27e AWR met betrekking tot onderhavige aanslag IB/PVV de omkering en verzwaring van de bewijslast toepassing vindt.
4.2.
De zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft de correctie ter zake van de vrijval van de herinvesteringsreserve gebaseerd op een balans en grootboekrekening die de Inspecteur heeft verkregen bij een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat de correctie onredelijk of willekeurig is vastgesteld.
4.3.
Indien en voor zover een belanghebbende de juistheid van de voor de schatting gebruikte gegevens of de juistheid van de schatting van de Inspecteur anderszins betwist, dient hij daarvoor tegenbewijs te leveren op de in artikel 27e AWR bedoelde wijze
(vgl. HR 31 mei 2013, nr. 11/03452, ECLI:NL:HR:2013:BX7184).
4.4.
Belanghebbende heeft in het kader van het tegenbewijs gewezen op het overzicht van de herinvesteringsreserve dat hij in het nadere stuk van 19 december 2013 bij de Rechtbank heeft ingebracht (zie 2.13) en op een concept kolommenbalans 2008 die in hoger beroep is ingebracht.
4.5.
Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met voornoemde stukken niet op overtuigende wijze de onjuistheid aangetoond van de schatting van de Inspecteur of de voor de schatting gebruikte gegevens. Daarbij laat het Hof meewegen dat de Inspecteur de correctie heeft gebaseerd op gegevens die afkomstig zijn uit de administratie van belanghebbende, dat belanghebbende in de loop van de procedure diverse keren een ander standpunt omtrent de stand van de herinvesteringsreserve heeft gehuldigd (zie 2.3, 2.10 en 2.13) en dat in belanghebbendes overzicht van 19 december 2013 investeringen zijn vermeld – zoals zonnebanken en de inventaris van een zonnestudio – die betrekking hebben op de besloten vennootschap van belanghebbende.
4.6.
De aanslag IB/PVV 2008 zal derhalve niet verder worden verminderd dan tot de nadere conclusie van de Inspecteur. Het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt dan als volgt berekend:
Winst uit onderneming (volgens aangifte) € 49.360
Vrijval herinvesteringsreserve 14.925
Desinvesteringsbijtelling
15.052
Gecorrigeerde winst uit onderneming 79.337
Af: zelfstandigenaftrek - 4.412
Af: meewerkaftrek (1,25% van € 79.337) - 992
Af: MKB-vrijstelling (10% van € 73.933)
- 7.393
Gecorrigeerde belastbare winst uit onderneming 66.540
Eigenwoningforfait 1.993
Aftrekbare rente eigen woning
- 4.441
Belastbaar inkomen uit werk en woning 64.092
Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.673 is tussen partijen niet in geschil.
Heffingsrente IB/PVV 2008
4.7.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte heffingsrente. Nu de aanslag IB/PVV wordt verminderd, zal de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig worden verminderd.
Verzuimboete 2008
4.8.
Belanghebbende heeft ter zitting betoogd dat de verzuimboete ten onrechte is opgelegd, omdat wel tijdig aangifte is gedaan. Het Hof heeft echter vastgesteld dat belanghebbende de aangifte IB/PVV 2008 niet binnen de gestelde termijn heeft gedaan (zie 4.1). Gelet hierop was belanghebbende in verzuim als bedoeld in artikel 67a van de AWR en is terecht een verzuimboete opgelegd. Deze verzuimboete van € 226 acht het Hof passend en geboden.
Aanslag Zvw 2008
4.9.
De aanslag Zvw is afgeleid van de aanslag IB/PVV en is opgelegd naar het voor dat jaar geldende maximum bijdrage-inkomen van € 31.231. Nu de aanslag IB/PVV is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.092, is er geen aanleiding voor een vermindering van de aanslag Zvw.
Heffingsrente Zvw 2008
4.10.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de bij de aanslag Zvw in rekening gebrachte heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen deze heffingsrente aangevoerd. Nu de aanslag Zvw niet wordt verminderd, is er ook geen aanleiding voor een vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrente.
SlotsomGelet op het vorenstaande dient het hoger beroep van belanghebbende gegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

5.1.
Het Hof vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 490 (1 punt voor hogerberoepschrift, waarde per punt € 490, factor 1) en voor de door belanghebbende gemaakte reiskosten op € 18 (reiskosten [Z] naar Arnhem en vice versa met openbaar vervoer, tweede klasse).
5.2.
De omstandigheid dat belanghebbende een dag voorafgaand aan de zitting vanuit Irak naar Nederland is gereisd, brengt niet mee dat de Inspecteur in de daarvoor gemaakte reiskosten ad € 1088 veroordeeld moet worden. Redengevend daarvoor is dat belanghebbende in [Z] woonachtig is en niet gebleken is dat hij de reiskosten ad
€1088 redelijkerwijs heeft moeten maken om de zitting bij te wonen. Gelet daarop worden slechts de op de voet van het Bpb berekende reiskosten van [Z] naar Arnhem vergoed.

6.Beslissing

Het Hof:
– verklaart het hoger beroep gegrond;
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank wat betreft de beslissing omtrent de aanslag IB/PVV 2008 en de daarmee samenhangende heffingsrente;
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige;
– vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV 2008 en de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente;
– vermindert de aanslag IB/PVV 2008 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.092 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.673;
– vermindert de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van
€508, en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 september 2015.
De griffier, De voorzitter,
(C.E. te Brake) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 01-10-2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.