In deze zaak gaat het om een kort geding waarin de kraker van een woning, aangeduid als [gedaagde], in hoger beroep komt tegen een eerdere veroordeling tot ontruiming. De zaak betreft een belangenafweging tussen de eigenaar van de woning, Lefier, en de bruiklener, CareX, aan de ene kant, en de kraker aan de andere kant. De woning, die eigendom is van Lefier, was voorheen bewoond door een huurder en is op 28 juli 2015 in bruikleen gegeven aan CareX. Kort na de oplevering hebben anonieme krakers, waaronder [gedaagde], zich toegang verschaft tot de woning. Lefier heeft daarop aangifte gedaan van huisvredebreuk en de krakers gesommeerd de woning te verlaten, maar deze sommatie is genegeerd.
In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de vordering tot ontruiming toegewezen, met uitzondering van de gevraagde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren. [gedaagde] heeft in hoger beroep de vernietiging van dit vonnis gevorderd, stellende dat CareX geen spoedeisend belang heeft bij de ontruiming. Het hof oordeelt echter dat CareX wel degelijk een spoedeisend belang heeft, aangezien de woning in gebruik is gegeven voor een specifiek doel en [gedaagde] niet tot de personen behoort die in aanmerking komen voor de woning.
Het hof heeft de grieven van [gedaagde] verworpen en de belangenafweging van de voorzieningenrechter onderschreven. De voorzieningenrechter had terecht overwogen dat de belangen van CareX en Lefier bij ontruiming zwaarder wegen dan die van [gedaagde]. Het hof heeft ook rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden die [gedaagde] heeft aangevoerd, maar deze zijn niet voldoende onderbouwd om een andere beslissing te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van het hoger beroep.