ECLI:NL:GHARL:2015:7329

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
200.176.733/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over ontruiming van een woning door kraker

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin de kraker van een woning, aangeduid als [gedaagde], in hoger beroep komt tegen een eerdere veroordeling tot ontruiming. De zaak betreft een belangenafweging tussen de eigenaar van de woning, Lefier, en de bruiklener, CareX, aan de ene kant, en de kraker aan de andere kant. De woning, die eigendom is van Lefier, was voorheen bewoond door een huurder en is op 28 juli 2015 in bruikleen gegeven aan CareX. Kort na de oplevering hebben anonieme krakers, waaronder [gedaagde], zich toegang verschaft tot de woning. Lefier heeft daarop aangifte gedaan van huisvredebreuk en de krakers gesommeerd de woning te verlaten, maar deze sommatie is genegeerd.

In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de vordering tot ontruiming toegewezen, met uitzondering van de gevraagde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren. [gedaagde] heeft in hoger beroep de vernietiging van dit vonnis gevorderd, stellende dat CareX geen spoedeisend belang heeft bij de ontruiming. Het hof oordeelt echter dat CareX wel degelijk een spoedeisend belang heeft, aangezien de woning in gebruik is gegeven voor een specifiek doel en [gedaagde] niet tot de personen behoort die in aanmerking komen voor de woning.

Het hof heeft de grieven van [gedaagde] verworpen en de belangenafweging van de voorzieningenrechter onderschreven. De voorzieningenrechter had terecht overwogen dat de belangen van CareX en Lefier bij ontruiming zwaarder wegen dan die van [gedaagde]. Het hof heeft ook rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden die [gedaagde] heeft aangevoerd, maar deze zijn niet voldoende onderbouwd om een andere beslissing te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.176.733/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/159303 / KG ZA 15-232)
arrest in spoed kort geding van 29 september 2015
in de zaak van
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[gedaagde],
advocaat: mr. R. Zwiers, kantoorhoudend te Schiedam,
tegen

1.CareX Groningen B.V.,

gevestigd te Groningen,
hierna:
CareX,
2. Stichting Lefier,
gevestigd te Hoogezand,
hierna:
Lefier,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
CareX c.s.,
advocaat: mr. J.H.H. Baljet, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis in kort geding van 9 september 2015 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, gewezen tussen CareX c.s. enerzijds en [gedaagde] alsmede al degenen die verblijven in de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] anderzijds.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding van [gedaagde] in hoger beroep d.d. 11 september 2015, met grieven,
- de memorie van antwoord met één nieuwe productie,
- het op 23 september 2015 gehouden pleidooi waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het pleitdossier.

3.De feiten

3.1
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.5 van genoemd vonnis van 9 september 2015 is geen grief opgeworpen. Ook overigens is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Deze feiten zijn, aangevuld met wat in hoger beroep is komen vast te staan, als volgt.
3.2
Woningcorporatie Lefier is eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] (hierna: de woning). Deze woning behoort tot een complex van sociale huurwoningen dat op de nominatie staat voor sloop. Tot 17 juli 2015 was de woning bewoond door een huurder van Lefier. Oplevering van de woning heeft op 28 juli 2015 plaatsgevonden.
3.3
Op 28 juli 2015 heeft Lefier de woning in bruikleen gegeven aan CareX en daartoe de sleutels van de woning aan CareX overhandigd. Dit is gebeurd op basis van een contract dat de rechtsvoorganger van Lefier in 2004 met CareX heeft gesloten. Op grond van dit contract geeft Lefier huurwoningen die op de nominatie staan om gerenoveerd of gesloopt te worden in afwachting daarvan in bruikleen aan CareX. CareX geeft deze woningen vervolgens - teneinde te voorzien in de behoefte aan tijdelijk onderdak en om verkrotting, leegstand en vandalisme te voorkomen, in onderbruikleen aan mensen die zich voor een woning bij haar hebben ingeschreven en die vervolgens op een wachtlijst voor een woning zijn geplaatst.
3.4
Op 3 augustus 2015 hebben anonieme krakers zich toegang tot de woning verschaft en hun intrek genomen in de woning. [gedaagde] heeft enige dagen later haar intrek in die woning genomen.
3.5
Bij brief van 5 augustus 2015 heeft de toenmalige advocaat van Lefier de anonieme krakers, waaronder [gedaagde] , gesommeerd de woning binnen vierentwintig uur te verlaten. Aan deze sommatie is niet voldaan.
3.6
Lefier heeft op 7 augustus 2015 aangifte gedaan van huisvredebreuk. Deze aangifte heeft niet tot strafrechtelijke ontruiming van de woning geleid.

4.De vordering en beoordeling in eerste aanleg

4.1
CareX c.s. hebben, kort weergegeven, ontruiming gevorderd van de woning door [gedaagde] en de anonieme krakers, met machtiging dat zelf uit te doen voeren met behulp van de sterke arm, een en ander met hoofdelijke veroordeling in de proceskosten en uitvoerbaar bij voorraad.
4.2
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen, met uitzondering van de gevraagde machtiging, toegewezen onder verlenging van de ontruimingstermijn van twee naar zeven dagen na betekening van het vonnis.

5.De vordering en beoordeling in hoger beroep

5.1
[gedaagde] vordert dat het vonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van CareX c.s. alsnog worden afgewezen, met veroordeling van CareX c.s. in de kosten van beide instanties.
5.2
Daartoe voert [gedaagde] in de toelichting op
grief 2aan dat CareX c.s. geen spoedeisend belang hebben.
Het hof is, anders dan [gedaagde] , van oordeel dat CareX c.s. wel degelijk, en ook nog ten tijde van de beslissing in hoger beroep, een spoedeisend belang hebben bij de gevorderde ontruiming. Lefier heeft de haar toebehorende woning immers voor een bepaald doel in gebruik gegeven aan CareX en CareX wenst de woning overeenkomstig haar doelstellingen in gebruik te geven aan personen die bij haar staan ingeschreven. [gedaagde] behoort niet tot die personen en het onbetwist onrechtmatige gebruik van de woning door haar frustreert dan ook de toewijzing en ter beschikkingstelling aan bewoners die daarvoor volgens CareX als eersten in aanmerking moeten komen.
5.4
Met de
grieven 1 tot en met 3betoogt [gedaagde] voorts dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de belangen van CareX en Lefier bij ontruiming zwaarder wegen dan de hare bij afwijzing daarvan.
Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting in essentie geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft volledig hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Ter toelichting voegt het hof daar nog aan toe dat de voorzieningenrechter in haar overweging 4.12 de juiste maatstaf heeft opgenomen voor de algemene belangenafweging tussen de eigenaar van een leegstaande woning en de personen die de woning zonder zijn toestemming in gebruik nemen, te weten:
"Op het exclusieve karakter van het eigendomsrecht kan onder omstandigheden een uitzondering worden gemaakt, in het bijzonder wanneer woon- en verblijfsruimte lange tijd leegstaat en deze onroerende zaak vervolgens in gebruik wordt genomen door personen die op een andere manier geen betaalbare woonruimte kunnen verkrijgen. Als periode van leegstand die een uitzondering rechtvaardigt, wordt veelal een termijn van een jaar aangehouden. Indien een onroerende zaak zonder toestemming van de eigenaar in gebruik wordt genomen door anderen dan de eigenaar, terwijl de onroerende zaak minder dan een jaar leeg heeft gestaan, vertegenwoordigt het eigendomsrecht van de eigenaar in het algemeen een groter belang dan een eventueel belang van de zojuist genoemde anderen."
De eigenaar behoort immers voldoende gelegenheid te hebben om te onderzoeken op welke wijze hij de leeggekomen woning wenst te gaan gebruiken en om te pogen die plannen te realiseren.
Uit de vaststaande feiten volgt dat de woning in dit concrete geval na oplevering door de vorige bewoner slechts enkele dagen leeg heeft gestaan, zodat [gedaagde] op grond van die algemene belangenafweging al aan het kortste eind trekt. Haar, overigens niet nader toegelichte, beroep in appel op artikel 8 EVRM leidt niet tot een ander oordeel.
5.5
De voorzieningenrechter heeft eveneens oog gehad voor de door [gedaagde] aangevoerde bijzondere belangen aan haar kant. Volgens [gedaagde] is onvoldoende rekening gehouden met haar medische toestand, haar financiële situatie, haar gebrek aan logeermogelijkheden elders en gevaren die zij bij inschrijving als woningzoekende zou lopen. Zij heeft deze omstandigheden in hoger beroep niet nader onderbouwd. Het hof heeft uit antwoorden van [gedaagde] op gerichte vragen naar haar medische toestand en het gestelde gevaar geen informatie gekregen, waaruit volgt dat in redelijkheid geen gedwongen ontruiming op korte termijn plaats zou mogen vinden. De overige omstandigheden staan daaraan naar het oordeel van het hof hoe dan ook niet in de weg.
5.6
Het voorgaande brengt mee dat het hof het vonnis van de voorzieningenrechter, voor zover gewezen tegen [gedaagde] , zal bekrachtigen. Gesteld noch gebleken is dat er reden is voor een langere ontruimingstermijn.
[gedaagde] wordt, als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van CareX c.s., te weten € 711,- aan griffierecht en salaris advocaat volgens liquidatietarief (3 punten tegen tarief II, € 894,- per punt).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het in kort geding tussen [gedaagde] en CareX c.s. gewezen vonnis van de voorzieningenrechter te Groningen d.d. 9 september 2015;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van CareX c.s. vastgesteld op € 2.682,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 711,- voor verschotten;
verklaart dit arrest (voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft) uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. L. Janse en mr. R. Ch. Verschuur en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 september 2015.