Uitspraak
IZB,
1.Volharding Shipyards Newbuilding B.V.,
Volharding,
Wagenborg,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
a) Wagenborg Sleepdienst B.V. te veroordelen tot betaling aan IZB-Cargo & CO Gmbh van een bedrag van € 12.012,50 in hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 september 2007, subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding in eerste aanleg, tot aan de dag der algehele voldoening;
3.De feiten
Bijgaand het getekende bimco twocon voor de sleep vanuit Belgrado”. Bijgesloten is een “
towcon international ocean towage agreement (lumpsum)” met bovenin vermeld: “
PART I”. In vak 13 van dit formulier staat als “
tug” vermeld: “
Waterman”. In vak 22 staat bij “
Nature of Services” vermeld: “
Ocean Towage”. In vak 24 staat als “
Place of Departure” vermeld “
Belgrado” en in vak 25 wordt als “
Place of Destination” vermeld: “
Harlingen”. Voorts staat onderaan het formulier vermeld: “
It is mutualy agreed between the party mentioned in Box 2 (hereinafter called “the Tugowner”) and the party mentioned in Box 3 (hereinafter called “the Hirer”) that the Tugowner shall , subject to the terms and conditions of this Agreement which consists of Part I including additional clauses, if any agreed and stated in Box 39, and Part II, use his best endeavours tot perform the towage or or other service(s) as set out herein. In the event of a conflict of terms and conditions, the provisions of Part I and any additional clauses, if agreed, shall prevail over those of PART II to the extent of such conflict but no further.” Voorts zijn van toepassing een aantal aanvullende clausules (genummerd 26 tot en met 33).
PART II towcon international ocean towage agreement (lumpsum)” (hierna kortweg PART II, overgelegd als prod. 14 bij antwoordakte uitlating producties d.d. 17 juni 2014) bevatten onder meer een “
knock voor knock bepaling” opgenomen in artikel 18, luidende, voor zover relevant:
The following shall be for the sole account of the Hirer without any recoure to the Tugowner, his servants or agents, whether or not the same is due to breach of contract, negligence or any fault on the part of the Tugowner, his servants or agents:
Himalayaclausule” waarvan de strekking is dat door aanvaarding van een daarin opgenomen derdenbeding onder meer ook de ondervervoerders, hulppersonen en medewerkers van de vervoerder zich kunnen beroepen op artikel 18 en andere exoneraties en dergelijke in PART II.
Herewith we confirm our tel. conversation this morning where we discussed the towage of the new building hull (BN 633) from the yard until the Serbian-Romanian border.
[...]Wir bieten freibleibend bis zum Festabschluss wie folgt an:
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
de schade aan het casco zoals deze te zien is op de door Volharding gedeponeerde foto’s van 11 september 2007, alsmede de schade aan de onderkant van het casco die aan het licht kwam bij het droogzetten van het casco in Harlingen”), vermeerderd met rente. IZB is veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.
5.Bevoegde rechter en toepasselijk recht
6.Vermeerdering van de eis
7.bespreking van de grieven
- i) De vraag of sprake is van schade aan het casco en of IZB daarvoor jegens Volharding aansprakelijk is (grief 6 in het principaal appel);
- ii) De vraag of IZB jegens Volharding aansprakelijk is voor vertragingsschade ten bedrage van € 130.000,- (grief 1 in het incidenteel appel van Volharding);
- iii) De vraag of Wagenborg het niet overgemaakte deel van het overeengekomen bedrag van € 50.000,-, te weten het bedrag van € 25.012,50 nog aan IZB dient te voldoen, dan wel of zij dit bedrag terecht verrekent met het door haar aan Biport betaalde bedrag van € 33.500,- en de vraag of en, zo ja, welk bedrag Wagenborg daarnaast als onverschuldigd betaald van IZB kan terugvorderen (grieven 2, 3 en 4 in het principaal appel en grief 5 in het incidenteel appel van Wagenborg);
- iv) De vraag of Wagenborg diverse bedragen aan IZB verschuldigd is:
towcon international ocean towage agreement (lumpsum)”, hierna: towcon agreement. Dit volgt volgens IZB uit hetgeen is ingevuld bij vakje 24 van Part I behorende bij het contract (
Place of departure: Belgrado). Ook de geplande begindatum 2-7 juli 2007 ingevuld in vakje 28 sub d duidt op vertrek uit Belgrado, aldus IZB. Tenslotte wordt ook in de brief van 25 mei 2007 gesproken over “het getekende bimcon twocon voor de sleep
vanuit Belgrado”.
Tug name and type: Waterman) en 22 (
Nature of service(s): Ocean Towage) en uit clausule 26. Voorts stelt Volharding dat Part II door haar nooit van Wagenborg is ontvangen en daarom toepassing mist.
Purchase Contract" waarin onder 2.2 als één van de drie door Wagenborg te leveren "
services" wordt genoemd: "
Transport midden- en voorschip bnr 633 van Belgrado naar Harlingen". Bijgesloten is voorts dezelfde towcon agreement als die in hoger beroep is overgelegd. Partijen hebben echter in hoger beroep het debat niet mede in het licht van die stellingen en productie gevoerd. Uit het over en weer gestelde maakt het hof in ieder geval op dat Wagenborg zich jegens Volharding heeft verbonden tot het slepen van het casco van Belgrado naar Harlingen, waarbij Wagenborg het gedeelte Belgrado tot Constanza heeft uitbesteed aan IZB (die op haar beurt het gedeelte Smederova tot Constanza heeft uitbesteed). Die vaststelling geeft steun aan de opvatting van IZB dat het overgelegde towcon agreement betrekking heeft op gehele reis van Belgrado tot Harlingen. Indien het towcon agreement niet van toepassing zou zijn op het traject Belgrado tot Constanza, zoals Volharding nu stelt, dan rijst de vraag door welke andere bepalingen dit deel van het traject wordt beheerst (in de verhouding tussen Volharding en Wagenborg), nu het eerder genoemde Purchase Contract dienaangaande geen bepalingen inhoudt. Het ligt op de weg van Volharding om, ter onderbouwing van haar verweer, hierover uitsluitsel te geven. Bij gebreke van een bevredigende uitleg, moet het ervoor gehouden worden dat het towcon agreement ook het traject van Belgrado tot Constanza beheerst.
eerste incidentele griefbetoogt Volharding dat tussen haar en IZB geen overeenkomst bestond en dat zij haar vordering baseert op onrechtmatige daad. Tussen haar en Wagenborg bestond wel een overeenkomst en op grond van die overeenkomst is Volharding aan Wagenborg vanwege de vertraging “demurrage” ad € 130.000,- verschuldigd. Dit bedrag is IZB bij wege van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad aan Volharding verschuldigd, aldus Volharding. Volharding voegt daaraan toe dat op IZB de verplichting rustte het vervoer zonder vertraging uit te voeren (artikel 8:22 BW) en dat zij die verplichting flagrant heeft geschonden. Dit is volgens Volharding onrechtmatig jegens haar.
2.3 (…) Zoals in het tussenvonnis van 19 augustus 2009 in rechtsoverweging 7.5 is overwogen, is de vordering van IZB slechts dan niet toewijsbaar indien en voor zover zou komen vast te staan dat IZB daadwerkelijk een schuld had aan Biport LLC en dat deze schuld door betaling door Wagenborg is ingelost. Op Wagenborg rust dan ook de bewijslast dat IZB een schuld had aan Biport LLC van EUR 33.500,00. De rechtbank begrijpt de nadien genomen akten van Wagenborg aldus, dat Wagenborg zich thans - naar aanleiding van de door IZB als productie 24 bij nadere akte in het geding gebrachte offerte van Biport LLC - op het standpunt stelt dat IZB een schuld had aan Biport LLC ter hoogte van EUR 30.000,00. Ten aanzien van het meerdere boven genoemd bedrag van EUR 30.000,00 (te weten een bedrag van EUR 33.500,00 - EUR 30.000,00 = EUR 3.500,00) staat derhalve vast dat IZB geen schuld had aan Biport LLC. Voor toewijzing van de reconventionele vordering is dan ook in zoverre - te weten ten aanzien van een bedrag van EUR 3.500,00 - geen rechtsgrond aanwezig.
grieven 2 tot en met 4(en de toelichtingen daarop) betoogt IZB in de eerste plaats dat de rechtbank ten onrechte op haar de stelplicht en bewijslast heeft gelegd. Voorts heeft IZB haar hiervoor weergegeven standpunt opnieuw uiteengezet.
Please see below message received from our agent in Constanza. We do not want any delay when we would sail from Constanza” Bijgesloten was een e-mail (zelfde productie) luidende “
(…) I received again a call from Messrs GiurgiuNav/their Constanza representative that the hull will not be alowed to leave the harbour; in thus respect an official letter was mentioned as being tendered to the authorities in port/harbour.” In een daarop volgende e-mail van 17 september 2007 van Wagenborg aan IZB (prod. 6 conclusie van antwoord/eis) blijkt dat Wagenborg reeds tot betaling van € 33.500,- is overgegaan. Vaststaat dat Wagenborg dit bedrag al op 14 september 2007 had betaald (r.o. 3.17), dus slechts twee dagen na haar (niet beantwoorde) e-mail van 12 september 2007. Van enige sommatie in de tussenliggende periode door Wagenborg aan IZB is niet gebleken. In de e-mail van 17 september 2007 wordt melding gemaakt van telefonische contacten, doch omtrent wat daarbij al dan niet is besproken lopen de lezingen van partijen uiteen. Een hierop toegesneden bewijsaanbod van Wagenborg ontbreekt. Naar het oordeel van het hof staat aldus onvoldoende vast om op grond daarvan te kunnen concluderen dat IZB wanprestatie heeft gepleegd, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, nog daargelaten de vraag of het door Wagenborg aan Biport betaalde bedrag kan gelden als schade die is ontstaan als gevolg van die wanprestatie of dat onrechtmatig handelen.
grieven 2, 3 en 4 van IZB in het principaal appelin die zin dat het in hoger beroep gevorderde bedrag van € 12.012,50 toewijsbaar is. Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 6 september 2007 is geen zelfstandig verweer gevoerd, zodat deze toewijsbaar is. Uit het voorgaande volgt voorts dat er geen rechtsgrond bestaat voor toewijzing van het door Wagenborg van IZB gevorderde bedrag van € 3.500,-. Daarmee faalt
grief 5 in het incidenteel appel van Wagenborg.
eerste incidentele griefvan Wagenborg zal worden aangehouden.
27 oktober 2015.