Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief XVIIthans wel (gedeeltelijk) beoordelen. Deze grief keert zich tegen r.o. 5.26 van het bestreden vonnis, die ziet op één van de (voorwaardelijk) reconventionele vorderingen van [appellant] . Volgens [appellant] is de rechtbank ten onrechte ervan uitgegaan dat [appellant] een beroep heeft gedaan op doeloverschrijding van de kredietovereenkomst van 8 december 2006 tussen Rabobank en [Bedrijf B] , terwijl [appellant] zich heeft beroepen op de gevolgen van een beroep van [Bedrijf B] / [Bedrijf A] op doeloverschrijding, namelijk het vernietigd zijn van de kredietovereenkomst. [appellant] stelt daartoe dat [Persoon A] de kredietovereenkomst en de latere wijzigingen en aanvullingen daarop, namens [Bedrijf B] op 1 oktober 2010 buitengerechtelijk heeft vernietigd. Rabobank heeft onder meer aangevoerd dat het inroepen van de vernietigingsgrond door [Bedrijf B] is verjaard en dat geen sprake was van doeloverschrijding in de zin van artikel 2:7 BW.
5.Conclusie
6.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum 13 oktober 2015voor de maanden januari tot en met maart 2016, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
tweeweken voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;