ECLI:NL:GHARL:2015:683

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
21-006035-14 raadkamer
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de gevangenhouding

Op 3 februari 2015 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in raadkamer de vordering van de advocaat-generaal tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte afgewezen. De verdachte, geboren in 1980 en verblijvende in de P.I. Flevoland te Almere, had eerder een bevel tot gevangenhouding gekregen van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 7 augustus 2013 was afgegeven en laatstelijk was verlengd op 18 september 2013. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de verlenging van de gevangenhouding niet meer aanwezig zijn. De recidivegrond, die eerder was aangevoerd, is niet meer van toepassing omdat de voorlopige hechtenis van de verdachte geruime tijd geschorst is geweest zonder dat er nieuwe strafbare feiten zijn gepleegd. Daarnaast heeft de rechtbank de strafzaak al inhoudelijk behandeld, waardoor de onderzoeksgrond ook niet meer aanwezig is.

Het hof heeft verder overwogen dat er onvoldoende redenen zijn om de verdachte in voorlopige hechtenis te houden, vooral gezien het feit dat hij meer dan een jaar in vrijheid heeft gewacht op de behandeling van zijn zaak. De vordering tot verlenging van de gevangenhouding is dan ook afgewezen, evenals het verzoek van de raadsman tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof concludeert dat de persoonlijke belangen van de verdachte niet voldoende onderbouwd zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen, en dat de verdachte in vrijheid de verdere procedure kan afwachten. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Parketnummer hoger beroep: 21-006035-14
Parketnummer eerste aanleg: 16-701965-13
3 februari 2015

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

LOCATIE LEEUWARDEN
Afwijzing vordering verlenging gevangenhouding
Het hof heeft gezien de vordering van de advocaat-generaal d.d. 23 januari 2015, strekkende tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van:

[verdachte],

geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in de P.I. Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsman mr. C.J. Nierop, advocaat te Amsterdam.
De raadsman heeft tijdens de behandeling in raadkamer een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte gedaan.

Overwegingen

Voornoemd bevel tot gevangenhouding is gegeven bij beschikking van de rechtbank
Midden-Nederland d.d. 7 augustus 2013, en is laatstelijk verlengd d.d. 18 september 2013. Uit het onderzoek in raadkamer en de daar door de advocaat-generaal overgelegde stukken betreffende de tijd die de verdachte feitelijk in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, is het hof gebleken dat het bevel tot gevangenhouding ingevolge het bepaalde in artikel 66, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering - (onder meer) in verband met de omstandigheid dat dat de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst is geweest naar aanleiding van de beslissing van de rechtbank van 8 oktober 2013 - van kracht is tot 6 februari 2015.
Het hof overweegt ten aanzien van de vordering tot verlenging van de gevangenhouding, dat de gronden waarop het bevel tot verlenging van de gevangenhouding berust, thans niet (meer) aanwezig zijn. De in dat bevel genoemde 6-jaars recidivegrond acht het hof niet aanwezig, gelet op de omstandigheid dat de voorlopige hechtenis van de verdachte geruime tijd geschorst is geweest, terwijl niet gebleken is van nieuwe strafbare feiten die in die periode zijn gepleegd. Het hof acht de onderzoeksgrond, gegeven het feit dat de rechtbank de strafzaak ter openbare terechtzitting inhoudelijk heeft behandeld, op dit moment ook niet meer aanwezig.
Voorts ziet het hof in deze zaak, waarin de voorlopige hechtenis voorafgaande aan het vonnis van de rechtbank gedurende meer dan een jaar geschorst is geweest, onvoldoende aanleiding om de verlenging van de gevangenhouding van de verdachte te baseren op de in artikel 75, eerste lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering genoemde grond, verband houdende met het veroordelende vonnis van de rechtbank. Naar het oordeel van het hof zijn er onvoldoende argumenten aanwezig waarom verdachte niet in vrijheid de berechting in hoger beroep mag afwachten.
Gelet op het voorgaande zal het hof de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte afwijzen.
Het hof acht geen termen aanwezig om het in raadkamer gedane verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen, nu in dat verzoek onvoldoende is onderbouwd waarom de persoonlijke belangen van de verdachte ertoe nopen dat gedurende de resterende dagen van de geldigheidsduur van de (verlengde) gevangenhouding - tot 6 februari 2015 derhalve - de voorlopige hechtenis dient te worden geschorst. Derhalve zal het hof dat verzoek afwijzen.

BESCHIKKING

HET GERECHTSHOF:

wijst de vordering van de advocaat-generaal tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte af;
wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen op 3 februari 2015 door mr. W.M. van Schuijlenburg als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E. Verdoorn als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.
De advocaat-generaal gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
Leeuwarden,
de advocaat-generaal,