ECLI:NL:GHARL:2015:6745

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
200.171.282/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van het gezag over een minderjarige en benoeming van een voogd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het gezag van de vader over zijn minderjarige kind, geboren in 1998. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ontheffing van het gezag af te wijzen. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om de vader ontheffingen van het gezag en benoeming van de Jeugdbescherming Overijssel als voogd.

Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de kinderrechters van de rechtbank Overijssel van 4 maart 2015. De vader had zijn kind sinds 26 juni 2009 onder toezicht en was vanaf die datum ook uit huis geplaatst. Na een mislukte thuisplaatsing in 2011, was de situatie van de minderjarige zorgwekkend. Het hof heeft de vader gehoord, evenals de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdbescherming.

Na het horen van de minderjarige en de betrokken partijen, concludeerde het hof dat de vader ongeschikt was om zijn zorgplicht te vervullen. De vader had een lange geschiedenis van problemen, waaronder een veroordeling voor het in bezit hebben van kinderporno. Het hof oordeelde dat de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van de minderjarige in het geding was en dat het in het belang van het kind was om het gezag van de vader te ontheffen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarbij het gezag van de vader werd ontheven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.171.282/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/166327/FA RK 14-3038)
beschikking van de familiekamer van 10 september 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.W. van Faassen, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.Jeugdbescherming Overijssel,

gevestigd te Zwolle,
verder te noemen: de GI,
2. [de curator] ,
kantoorhoudend te [A] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechters in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 4 maart 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 2 juni 2015, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het inleidend verzoek van de raad tot ontheffing van de vader van het gezag over [de minderjarige] (hierna [de minderjarige] ), geboren [in] 1998 te [B] en benoeming van (het hof begrijpt:) de GI tot voogd, alsnog af te wijzen.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 8 juli 2015, heeft de raad het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden.
2.3
Op 12 augustus 2015 is door de bijzondere curator een verweerschrift ingediend.
2.4
Ter griffie van het hof is binnengekomen:
- op 14 juli 2015 een fax van de bijzondere curator met het verzoek als belanghebbende te worden aangemerkt.
2.5
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is [de minderjarige] buiten aanwezigheid van partijen maar in het bijzijn van de bijzondere curator door het hof gehoord.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 14 augustus 2015 plaatsgevonden, tegelijk met de behandeling van zaaknummer 200.168.060 (betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] ). In deze zaak heeft de hof afzonderlijk een beschikking gewezen. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en namens de GI is verschenen mevrouw [C] . Namens de raad is de heer [D] verschenen. Tevens is de bijzondere curator verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
[de minderjarige] is geboren uit het huwelijk van de vader en de (in 2008) overleden moeder [E] .
3.2
[de minderjarige] staat sinds 26 juni 2009 onder toezicht en is vanaf die datum ook uit huis geplaatst. [de minderjarige] is op 31 mei 2011 teruggeplaatst bij zijn vader. Op 13 februari 2012 is [de minderjarige] wederom met een (spoed)machtiging uithuis geplaatst. Deze machtiging is sindsdien telkens verlengd. Laatstelijk, samen met de ondertoezichtstelling bij beschikking van 18 december 2014, tot 24 december 2015.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Het hof schaart zich, na eigen onderzoek, achter de overwegingen van de rechtbank in de bestreden beschikking en maakt die tot de zijne. Voorts verwijst het hof naar zijn overwegingen in de beschikking met zaaknummer 200.168.060 over de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] , waarin het hof heden ook uitspraak zal doen. In deze beschikking gaat het hof uitvoerig in op de huidige situatie van [de minderjarige] .
4.2
Naar het oordeel van het hof is het in het belang van [de minderjarige] om de stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie te waarborgen met een gedwongen ontheffing van het gezag. Er is sprake van een lange en moeizame hulpverleningsgeschiedenis, waarbij de ontwikkelingsbedreigingen niet zijn opgeheven. De thuisplaatsing op 31 mei 2011 is mislukt.
4.3
Doordat [de minderjarige] veel heeft meegemaakt in zijn leven is het niet onbegrijpelijk dat [de minderjarige] zich vastklampt aan zijn vader, echter er bestaan veel zorgen over deze relatie. Bij herhaling is geconstateerd dat de vader [de minderjarige] belast met zijn eigen emoties en/of frustraties en dat hij voor [de minderjarige] geen voorbeeldfunctie vervult door zijn negatieve en agressieve houding naar hulpverleners en instanties. [de minderjarige] is in zijn gedrag zeer sterk afhankelijk van de goedkeuring van zijn vader, waardoor hij wordt belemmerd in het ontwikkelen van een eigen identiteit. Het hof betrekt hierbij ook in zijn oordeel dat de vader zowel door de rechtbank als het hof is veroordeeld voor een langdurige vrijheidsstraf (naar eigen zeggen van de vader ter zitting in hoger beroep) voor het in bezit hebben en verspreiden van kinderporno en ontucht met een minderjarige. Het feit dat de vader cassatie tegen het arrest van het hof heeft ingesteld, maakt dit oordeel niet anders.
4.4
Het hof heeft er bovendien op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling ter zitting geen vertrouwen in dat de vader verder onderzoek en behandeling van [de minderjarige] zal ondersteunen. Daartoe neemt het hof in aanmerking dat de vader de ontwikkelingsbedreigingen ontkent en dat hij zich niet wil conformeren aan adviezen en afspraken. Hij bepaalt zijn eigen koers en staat niet open voor gedragsverandering. Met de strijd die de vader aanhoudend voert, verliest hij het belang van [de minderjarige] uit het oog. Vast is dan ook komen te staan dat de vader ongeschikt of onmachtig is om zijn plicht tot verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te vervullen. Het door de vader in hoger beroep aangevoerde is onvoldoende om zijn ongeschiktheid en onmacht weg te nemen. Hetzelfde geldt voor het feit dat [de minderjarige] regelmatig bij zijn vader verblijft en [de minderjarige] zelf van mening is dat zijn vader het gezag over hem dient te behouden.
4.5
Nu voor het overige geen grieven zijn aangevoerd, zal het hof op grond van hetgeen hiervoor is overwogen de bestreden beschikking bekrachtigen.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 4 maart 2015.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. G. Jonkman, en
mr. B.F. Keulen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 september 2015 in het bijzijn van de griffier.