Uitspraak
van 8 september 2015
1.[appellante 1] ,
2. [appellante 2] ,
3. [appellant 1] ,
4. [appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
5. [appellant 3] ,
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het H-16 formulier met bijlage d.d. 28 juli 2015 van [appellanten]
3.De motivering van de beslissing in het incident
8 april 2015 gewezen vonnis, in die zin dat zij in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van de erflater wordt aangeduid in het vonnis.
[appellanten] hebben bij brief van 8 juli 2015 de voorzieningenrechter verzocht om aanvulling van het op 8 april 2015 gewezen vonnis, in die zin dat de voorzieningenrechter is verzocht alsnog te oordelen over de grondslag van de vorderingen gericht tegen [geïntimeerde] als executeur van de nalatenschap.
(i) de eiser in het incident moet belang hebben bij de door hem gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis;
(ii) de belangen van partijen moeten worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven;
(iii) bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing;
(iv) indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de incidenteel eiser die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn vordering ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij de beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken;
(v) indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.
8 april 2015 een kennelijke feitelijke misslag, nu vaststaat dat [appellanten] [geïntimeerde] in haar hoedanigheid van executeur hebben gedagvaard, terwijl de voorzieningenrechter [geïntimeerde] in het bestreden vonnis in privé heeft aangemerkt. Het verzoek van [geïntimeerde] aan de voorzieningenrechter op de voet van artikel 31 Rv over te gaan tot herstel van deze kennelijke fout, is bij vonnis ex artikel 31 en 32 Rv van 22 juli 2015 afgewezen. De voorzieningenrechter heeft hiertoe overwogen dat de fout niet eenvoudig kan worden hersteld door enkel het woord " [geïntimeerde] " te vervangen door " [geïntimeerde] in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [vader appellanten] ", maar dat dit een nieuwe beoordeling van de vorderingen vergt, namelijk een beoordeling die ziet op de hoedanigheid van [geïntimeerde] als executeur.
dinsdag 6 oktober 2015voor memorie van antwoord;