ECLI:NL:GHARL:2015:66
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Beswerda
- J. van Schuijlenburg
- M. Dijkstra
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en ontvankelijkheid in hoger beroep tegen beslissing kantonrechter in WAHV-zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam. De kantonrechter had de beroepen van de betrokkene tegen het niet tijdig nemen van besluiten door de officier van justitie ongegrond verklaard en geoordeeld dat er geen dwangsommen aan de betrokkene waren verbeurd. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zijn gemachtigde een aanvullend hoger beroepschrift heeft ingediend. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de beslissing van de kantonrechter onder het bereik van artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) valt, waardoor het hof bevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen. Echter, het hof heeft ook geoordeeld dat de mogelijkheid voor het hof om kennis te nemen van geschillen over de hoogte van de dwangsom beperkt is tot zaken waarin de opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 70,-. Aangezien dit in de onderhavige zaak niet het geval was, heeft het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De beslissing van het hof benadrukt de strikte voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld in WAHV-zaken en bevestigt dat de kantonrechter geen administratieve sanctie heeft opgelegd, wat van invloed is op de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft de gemachtigde van de betrokkene in zijn argumenten niet gevolgd en heeft de zaak afgesloten met de verklaring van niet-ontvankelijkheid.