Uitspraak
1.William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De standpunten
De motivering van de beslissing
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het gezag van een moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2010. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.M. Haring, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 12 december 2014 te vernietigen, waarin zij ontheven werd van het gezag. De Raad voor de Kinderbescherming, als verweerder, had verzocht om deze ontheffing, en het hof moest beoordelen of de eerdere beslissing van de rechtbank terecht was.
De moeder stelde dat zij in staat en bereid was om haar kind thuis te verzorgen en dat de rechtbank onvoldoende had gekeken naar positieve ontwikkelingen in haar situatie. Het hof heeft echter geconcludeerd dat, ondanks de inspanningen van de moeder, de stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van het kind voorop staan. Er was sprake van een lange hulpverleningsgeschiedenis, waarbij de moeder niet in staat was gebleken om de nodige veranderingen door te voeren om een uithuisplaatsing te voorkomen. Het hof heeft vastgesteld dat er verwaarlozing van het kind was geconstateerd en dat de samenwerking met hulpverlening moeizaam verliep.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de moeder ontheven werd van het gezag en Bureau Jeugdzorg Flevoland als voogd werd benoemd. Het hof benadrukte dat de positieve ontwikkelingen in het leven van de moeder niet voldoende waren om haar ongeschiktheid als opvoeder weg te nemen. De beslissing werd genomen in het belang van het kind, waarbij de stabiliteit in de opvoedingssituatie voorop stond.