In deze zaak gaat het om de onderhoudsbijdrage die ouders moeten betalen aan hun jongmeerderjarige kind, wiens relatie met hen ernstig verstoord is. De jongmeerderjarige, geboren in 1995, heeft op 7 februari 2014 een verzoekschrift ingediend om een bijdrage van zijn ouders in zijn levensonderhoud en studie. De rechtbank Noord-Nederland heeft deze bijdrage op nihil gesteld, waarna de jongmeerderjarige in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de procedure op 19 januari 2015 mondeling behandeld, waarbij partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de beslissing op de zaak voor vier maanden aangehouden om partijen de kans te geven om via mediation tot een oplossing te komen, maar uiteindelijk is besloten om zonder mediation uitspraak te doen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders de onderhoudsplicht niet kunnen matigen, ondanks de verstoorde relatie. De ouders hebben aangevoerd dat de jongmeerderjarige geen contact met hen wil en dat dit hen kwetst, maar het hof oordeelt dat de wettelijke onderhoudsplicht zwaarder weegt. De jongmeerderjarige heeft een complexe hulpverleningsgeschiedenis en de ouders hebben niet overtuigend aangetoond dat hun financiële bijdrage aan hem onredelijk zou zijn. Het hof heeft de behoefte van de jongmeerderjarige vastgesteld op € 335,- per maand tot 1 januari 2015 en € 318,- per maand vanaf die datum. De ouders zijn verplicht deze bedragen te betalen, en de kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd.