Uitspraak
van 28 augustus 2015
[appellant],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
"- bij wege van incident de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van 17 juni 2015 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, te schorsen;- de beschikking van 17 juni 2015 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, te vernietigen en de voordracht van de rechter-commissaris tot inbewaringstelling alsnog af te wijzen."
22 juli 2015 van [appellant] en het faxbericht met bijlage van 30 juli 2015 van de curator.
3.De motivering van de beslissing in het incident
(i) de eiser in het incident moet belang hebben bij de door hem gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis;
(ii) de belangen van partijen moeten worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven;
(iii) bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing;
(iv) indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de incidenteel eiser die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn vordering ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij de beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken;
(v) indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.
De curator heeft daarbij aangegeven het zeer onwenselijk te achten dat [appellant] Nederland heeft verlaten en op Ibiza verblijft, temeer omdat [appellant] op Ibiza belangen heeft en er nog niet verkochte activa zijn waarover onduidelijkheid bestaat en waarover de boedel nog geen controle heeft, terwijl [appellant] als formeel bestuurder van het in Spanje gevestigde [onderneming] over de bankrekening van die onderneming, alsmede over zijn privérekeningen, kan beschikken. De curator heeft in dat kader verklaard dat [appellant] na zijn faillissement nog aanzienlijke bedragen naar Spanje heeft overgemaakt in verband met het [onderneming] project en dat hij voorts opdracht heeft gegeven een bedrag van € 150.000,- van de rekening van [onderneming] over te maken naar de rekening van zijn advocaat, na welke betalingen [onderneming] niet langer over liquiditeiten beschikte.
dinsdag 8 september 2015voor dagbepaling mondelinge behandeling;