Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeksters in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad. De zaak draait om de bewindvoering en het mentorschap van [verzoekster 1], die verstandelijk gehandicapt is. In 2006 werd de zus van [verzoekster 1] benoemd tot mentor, en in 2012 werd de moeder benoemd tot bewindvoerder. De zus verzocht de kantonrechter om het bewind en het mentorschap om te zetten in een ondercuratelestelling, maar dit verzoek werd afgewezen. De kantonrechter ontsloeg ambtshalve de moeder als bewindvoerder en de zus als mentor, en benoemde [belanghebbende 2] als opvolgend bewindvoerder en mentor. Dit leidde tot hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, dat de beschikking bekrachtigde. De Hoge Raad vernietigde deze beschikking op 16 januari 2015, omdat het hof het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden. Na verwijzing heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de zaak opnieuw behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2015 hebben de betrokken partijen hun standpunten toegelicht. Het hof oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van de moeder als bewindvoerder, en vernietigde de eerdere beschikking in dat opzicht. Tevens oordeelde het hof dat [belanghebbende 2] ambtshalve als mentor moest worden ontslagen, omdat zij geen contact had kunnen hebben met [verzoekster 1] en de verstandhouding met de moeder ernstig verstoord was. Het hof benoemde [C] als opvolgend mentor. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.