In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] en [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 juli 2014. Het geschil betreft de waardevaststelling van een vrijstaande woning gelegen aan [a-straat] 40 te [Z] voor het kalenderjaar 2013, met als waardepeildatum 1 januari 2012. De heffingsambtenaar van de gemeente Woerden had de waarde vastgesteld op € 816.000, wat door belanghebbende werd betwist. Belanghebbende stelde een lagere waarde van € 695.000 voor, onderbouwd met taxatierapporten. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 1 juli 2015 is de zaak behandeld. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatiematrix, terwijl belanghebbende zijn waarde onderbouwde met een taxatiekaart. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar erin was geslaagd aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Het Hof vond de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar waren ingebracht, goed vergelijkbaar met de onroerende zaak van belanghebbende. De verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten ondersteunden de waarde die door de heffingsambtenaar aan de grond was toegekend. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.