Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
“Adviseursovereenkomst”gesloten, waarin BN Baggeren op zich nam als externe adviseur op te treden voor de Gemeente bij het onderzoek naar zandwinningsmogelijkheden in de nabijheid van het te ontwikkelen woninggebied in de polder Snel en Polanen. Haar werkzaamheden hielden onder meer in
”het interpreteren van grondonderzoek, planvorming en planning, ontgrondingsaanvraag en -vergunning, (…) tekeningen en berekeningen, en in het algemeen die aspecten, die inzicht kunnen geven in de vraag of de onderwerpelijke zandwinning in alle opzichten haalbaar en uitvoerbaar is - mede in de tijd gemeten - en zo ja, op welke wijze.”
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Overeenkomst Cattenbroek”gesloten, waarin Ballast Nedam het recht werd verleend in het in de polder Rapijnen gelegen gebied Cattenbroek zand te winnen. Ballast Nedam verplichtte zich onder meer de dwarsprofielen bij de ontgrondingsvergunning in acht te nemen (artikel 1 lid 4), de verplichtingen uit onder meer de ontgrondingsvergunning na te leven (artikel 3 lid 2), een vergoeding aan de Gemeente te betalen (artikel 4) en om de in Bijlage II vermelde werkzaamheden uit te voeren (artikel 5), waaronder de verplichting om het in de recreatieplas ontstane wooneiland en recreatie-eiland op te hogen tot 1 m - NAP. De ontgrondingsvergunning is bij besluit van 2 juli 2009 aldus gewijzigd dat een tweede winlocatie werd vergund ten oosten van de bestaande winlocatie. In verband daarmee hebben de gemeente en Bavog op 2 februari 2010 een op de Overeenkomst Cattenbroek additionele overeenkomst gesloten.
“bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven. (…) Niet één enkel kenmerk is beslissend, maar de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden moeten in hun onderling verband worden bezien”(HR 14 december 1997,
NJ1998/149,
Groen/Schoevers). De Overeenkomst Cattenbroek verleende aan Ballast Nedam het recht om zand te winnen in de winningslocatie. Zij moest zich daarbij houden aan de voorschriften van de ontgrondingsvergunning (artikel 3 lid 2), waaronder het winnen in overeenstemming met onder meer tekening RO. 210, waarin de contouren van de plas en de eilanden staan getekend, en tekening W210402, waarin de onderwatertaludprofielen staan vermeld. De vergunning bevatte enkele verplichtingen die de afwerking van de locatie betreffen, waaronder het aanleggen van een milieuvriendelijke oeververdediging bij afkalving (A23) en het geheel afgewerkt opleveren van het terrein (B4). Ballast Nedam moest dus het zand zo afgraven dat een woon- en een recreatie-eiland zouden ontstaan. Daarnaast had zij onder meer de verplichting beide eilanden tot 1 m - NAP op te hogen. Een en ander betekent dat de rechtsverhouding ten dele een sui-generiskarakter heeft, waar het de aanspraak van Ballast Nedam betreft om tegen een vergoeding zand te mogen winnen, en ten dele beantwoordt aan de omschrijving van een overeenkomst van aanneming van werk (artikel 7:750 BW). Voor zover de overeenkomst meebracht een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen, zoals de verplichting om de beide eilanden op te hogen, maar ook verplichtingen om de oevers gestabiliseerd en veilig af te werken, mede met het oog op het door partijen voorziene gebruik na de winning, zijn de bepalingen van titel 7.12 BW in beginsel van toepassing, waaronder die omtrent oplevering (artikel 7:758 BW). Partijen verschillen in ernst er niet over van mening dat op Ballast Nedam (en/of Bavog; hierna duidt het hof de wederpartij van de Gemeente aan met Ballast Nedam) in beginsel de verplichting rustte de ontstane inbressingen te proberen te herstellen conform de verleende vergunning en anders een stabiele en veilige situatie te creëren en van die herstelmaatregelen ook de kosten te dragen, tenzij de oorzaak van de inbressing in de risicosfeer van de Gemeente lag. In deze procedure heeft Ballast Nedam weliswaar verdedigd dat zij de kosten heeft gedragen louter uit coulance tegenover de Gemeente, maar dat staat in contrast met hoe zij de overeenkomst heeft uitgevoerd. Het hof kent daarom meer gewicht toe aan de wijze waarop Ballast Nedam de overeenkomst heeft uitgevoerd (inhoudende dat zij de kosten van de herstelmaatregelen voor haar rekening nam) dan aan haar stellingen in deze procedure.
LJN:AG4158). Voorts volgt uit HR 20 februari 2004 (
LJN:AO1427) dat bij de uitleg van een geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden - en de overige bepalingen ervan (HR 29 juni 2007,
LJN:BA4909 en HR 19 januari 2007,
LJN:AZ3178).
“ophogen”en
“afwerken”in bijlage II bij de Overeenkomst Cattenbroek in feite zou zijn bedoeld dat Ballast Nedam de verplichting had om een recreatieplas met twee eilanden op te leveren met taluds die zodanig stabiel zijn dat de beoogde contouren van de eilanden gerealiseerd worden, zoals de Gemeente in nr. 26 Memorie van Grieven verdedigt. Uit het door de Gemeente in het geding gebrachte advies van mr. R.H. van Erp van Stibbe van 26 september 1996 blijkt niet dat het ter voorkoming van een aanbestedingsplicht nodig of wenselijk was de met de zandwinning verband houdende aannemingsactiviteiten te verheimelijken. Mr. Van Erp gaat er op p. 1 en 3 van zijn advies van uit dat de geraamde kosten van de aanleg van werken ƒ 9.000.000,- bedragen en daarmee onder de drempel van de destijds geldende richtlijn voor aanbesteding van opdrachten voor de uitvoering van werken blijven. Een en ander brengt verder mee dat er geen basis is om te concluderen dat uit artikel 5 lid 1 Overeenkomst Cattenbroek (
“BN verplicht zich die voorzieningen en werkzaamheden zoals vermeld in Bijlage II voor haar rekening en risico uit te voeren.”) eventuele afwijkingen van de uiteindelijk ontstane contouren van de eilanden ten opzichte van de oorspronkelijke contouren voor rekening en risico van Ballast Nedam zouden komen of dat er op Ballast Nedam in dat opzicht een resultaatsverbintenis zou rusten.