Uitspraak
Ontvankelijkheid van de vordering tot verlenging
Kamerstukken II,2008-2009, 31 823, nr. 3, pag. 7-8).
Overwegingen:
Beslissing
[terbeschikkinggestelde] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1982 en verblijvende in een RIBW-instelling. Het beroep was ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 3 maart 2015, die de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren had verlengd, met handhaving van de eerder opgelegde bijzondere en algemene voorwaarden. De terbeschikkinggestelde had eerder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 december 2012, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 777 dagen en terbeschikkingstelling met voorwaarden was gelast. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw, mr. A.L. Pöll, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. M.J.M. van der Mark. De reclassering adviseerde om de terbeschikkingstelling onder dezelfde voorwaarden te verlengen, omdat de terbeschikkinggestelde nog veel begeleiding nodig heeft en er een verhoogd recidivegevaar is. De terbeschikkinggestelde zelf gaf aan zelfstandig te willen wonen en te willen stoppen met medicatie. Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had beslist en bevestigde de beslissing van de rechtbank, met aanvulling van gronden. De termijn van de terbeschikkingstelling gaat in op de dag dat het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid ingaat, wat in dit geval op 4 januari 2013 was. Het hof concludeerde dat de terbeschikkingstelling met twee jaren moest worden verlengd, omdat de terbeschikkinggestelde nog langdurige hulp en begeleiding nodig heeft.