Uitspraak
de VvE Ondersplitsing,
1.[appellant 1] ,
2. [appellante 1] ,
3. [appellante 2] ,
4. [appellant 2] ,
5. [appellante 3] ,
6. [appellant 3] ,
7. [appellant 4] ,
[appellanten],
1.Het geding in eerste aanleg
16 januari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2.Het geding in hoger beroep
11 juni 2015 van mr. Westers blijkt dat zowel de VvE als [appellanten] hebben afgezien van een mondelinge behandeling, zodat de zaak op de stukken zal worden afgedaan.
3.De vaststaande feiten
negentien (19) woonappartementen, negentien
Modelreglement bij ondersplitsing in appartementsrechten’
‘
De discussie in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of de besluiten van 24 november 2011 een goederenrechtelijk relevante verandering van de appartementen inhouden, zodat een wijziging van de splitsingsaktes met 4/5de meerderheid is vereist. Vast staat dat in de akte van hoofdsplitsing en in de akte van ondersplitsing is bepaald dat het appartementsrecht met betrekking tot de privéwoningen het uitsluitend gebruik omvat van 19 woningen, 19 bergingen en 19 parkeerplaatsen. Niet in geschil is dat van de op de begane grond gelegen bergingen er 7 zijn verbouwd tot badkamer en door het weghalen van de muren feitelijk zijn samengevoegd met 7 op de begane grond gelegen woonappartementen. Eveneens staat vast dat tussen de desbetreffende woonappartementen de scheidingswanden zijn doorgebroken en dat er een gezamenlijke woonkamer is gerealiseerd in één van de woonappartementen. Onweersproken is voorts dat ter realisatie van een afsluitbare fietsenstalling met betrekking tot 7 parkeerplaatsen een bouwkundige voorziening is getroffen en een hek is geplaatst. Door een en ander is naar het oordeel van het hof sprake van wijzigingen in de constructie of in de omgrenzing van (delen van) het gebouw die gevolgen hebben voor de goederenrechtelijke situatie van de appartementen. De feitelijke situatie stemt niet meer overeen met de situatie die is omschreven in de splitsingsaktes. Het aantal bergingen is door toevoeging aan een aantal woonappartementen verminderd. Dit geldt eveneens voor het aantal parkeerplaatsen door de samenvoeging van een aantal parkeerplaatsen tot fietsenstalling. De aard en omvang van de wijzigingen brengen mee dat sprake is van permanente wijzigingen die niet eenvoudig kunnen worden ongedaan gemaakt. Het was de klaarblijkelijke strekking van de besluiten van 24 november 2011 was om een en ander mogelijk te maken. Het beroep van VVE c.s. op de artikelen 23 en 25 van het Modelreglement stuit hierop af. De conclusie is dat de besluiten van VVE c.s. slechts met 4/5de meerderheid konden worden aangenomen. Dit betekent dat de eerste twee grieven falen.’
4.De beoordeling van het geschil
Onder een appartementsrecht wordt verstaan, aldus artikel 5:106 lid 4 BW: ‘
een aandeel in de goederen die in de splitsing zijn betrokken, dat de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van bepaalde gedeelten van het gebouw die blijkens hun inrichting bestemd zijn of worden om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt’. Splitsing in appartementsrechten geschiedt bij notariële akte gevolgd door inschrijving van die akte in de openbare registers (artikel 5:109 lid 1 BW). De akte moet een nauwkeurige omschrijving bevatten van de gedeelten van de onroerende zaken die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt (artikel 5:111 aanhef en onder b BW). Deze omschrijving kan plaatsvinden door verwijzing naar de in artikel 5:109 lid 2 BW bedoelde tekening die aan de minuut van de akte van splitsing moet worden gehecht en die de begrenzing aangeeft van de onderscheiden gedeelten van het gebouw en de grond die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht zal zijn begrepen. De splitsingsakte moet tevens een reglement bevatten. De ten aanzien van de verkrijging van registergoederen vereiste rechtszekerheid verlangt dat verkrijgers van een (beperkt recht op een) appartementsrecht zich door raadpleging van de openbare registers op de hoogte kunnen stellen van de feiten die voor de (goederenrechtelijke) rechtstoestand van het appartementsrecht van belang zijn. Criterium daarbij is dat de akte van splitsing een juist beeld moet geven van de omvang van de rechten en verplichtingen van de appartementsgerechtigden.
grief Iwel op tegen het oordeel van de kantonrechter dat aldus sprake is van een wijziging in de begrenzing en in de constructie waarvoor een wijziging van de splitsingsakte en tekening is vereist. De grief faalt. In het voorstel worden van zeven aparte parkeervlakken één overdekte fietsenstalling met een bouwkundige voorziening ter afsluiting gemaakt. Daardoor is de begrenzing tussen de afzonderlijke parkeerplaatsen geheel verdwenen. Er is nog slechts sprake van een begrenzing (bestaande uit de buitenzijde van de fietsenstalling en de constructie ter afsluiting daarvan) tussen de zeven parkeervlakken tezamen en de overige algemene gedeelten en parkeervlakken op het parkeerterrein. Dat binnen de fietsenstalling nog een begrenzing is aangehouden, is gesteld noch gebleken. Aldus voldoet de feitelijke situatie niet meer aan de situatie op de tekening bij de akte van splitsing, waarop de zeven parkeervlakken zijn aangegeven als onderscheiden delen van het gebouw die elk als afzonderlijk geheel worden gebruikt en wordt de in de splitsingsakte (en de daaraan gehechte tekening) vastgelegde bestemming gewijzigd. Voor een dergelijke wijziging is een wijziging van de akte van splitsing vereist.
grief II.
grief IIIkomt de VvE Ondersplitsing op tegen het oordeel van de kantonrechter op dit punt.
een van de bestemming afwijkend gebruikmet toestemming van de vergadering van eigenaren is toegestaan, maar die bepaling regelt niet dat
de bestemming zelfkan worden gewijzigd. Hiervoor is overwogen dat voor de door de VvE Ondersplitsing voorgestane wijziging van de bestemming de akte van splitsing moet worden gewijzigd. Voor een wijziging van de akte van splitsing is de medewerking van alle appartementseigenaren (artikel 5:139 lid 1 BW) dan wel van het bestuur van de VvE Ondersplitsing en van 4/5de deel van het aantal stemmen (artikel 5:139 lid 2 BW) vereist. Dat een gekwalificeerde meerderheid is vereist, ligt gelet op het ingrijpende karakter van een dergelijk besluit, dat goederenrechtelijke gevolgen heeft voor alle appartementseigenaren, ook wel voor de hand. Indien een besluit tot goedkeuring op grond van artikel 25 Modelreglement voldoende zou zijn, zoals de VvE Ondersplitsing betoogt, zou de regeling van artikel 5:139 BW, worden ondermijnd.
grief IVberoept de VvE Ondersplitsing zich op artikel 6a en 6b van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH). Volgens de VvE Ondersplitsing verbieden deze bepalingen ‘specifiek ten aanzien van appartementsrechten’ het maken van onderscheid, en het beperken van het gebruik van privégedeelten, vanwege handicap. Dit verbod treft de akte van splitsing, het Modelreglement en de uitvoering van de akte. De kantonrechter heeft het beroep van de VvE Ondersplitsing op deze bepaling ten onrechte verworpen, meent de VvE Ondersplitsing.
WGBH, dat het maken van onderscheid op grond van handicap bij het opmaken, uitvoeren of wijzigen van een splitsingsreglement verbiedt. In de wetsgeschiedenis is over deze bepaling, die naar aanleiding van het advies van de Raad van State aan het wetsvoorstel tot aanpassing van de WGBH is toegevoegd (vgl. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30 859, nr. 4, blz. 3/4) vrijwel niets te vinden. In de memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30 859, nr. 3, blz. 10) is slechts vermeld:
“Onderdeel d bepaalt dat het verboden is onderscheid te maken bij het opmaken, uitvoeren of wijzigen van een reglement als bedoeld in artikel 111, onder d, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.’