ECLI:NL:GHARL:2015:6029

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 augustus 2015
Publicatiedatum
13 augustus 2015
Zaaknummer
200.168.301/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van splitsingsakte in verband met de bouw van een fietsenstalling en strijdigheid met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 augustus 2015, staat de wijziging van de splitsingsakte van een appartementencomplex centraal. De Vereniging van Eigenaars (VvE) Ondersplitsing heeft een besluit genomen om zeven parkeerplaatsen om te bouwen tot een fietsenstalling, wat leidde tot een geschil over de noodzaak van een wijziging van de splitsingsakte. De VvE Ondersplitsing, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.A.E. Adema, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland aangevochten, waarin het besluit van de VvE als nietig werd verklaard. De appellanten, bewoners van het appartementencomplex, stelden dat de wijziging van de parkeerplaatsen een goederenrechtelijk relevante verandering met zich meebracht, waarvoor een 4/5 meerderheid van stemmen vereist was. Het hof bevestigde dat de besluiten van de VvE slechts met een 4/5 meerderheid konden worden aangenomen, aangezien de wijzigingen in de constructie en de omgrenzing van het gebouw gevolgen hebben voor de goederenrechtelijke situatie van de appartementen. Het hof oordeelde dat de feitelijke situatie niet meer overeenstemde met de splitsingsakte, waardoor de wijziging van de akte noodzakelijk was. De VvE Ondersplitsing voerde aan dat de wijziging tijdelijk was en geen wijziging van de bestemming vereiste, maar het hof verwierp deze stelling. De VvE werd in het ongelijk gesteld en de beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, met veroordeling van de VvE in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.168.301/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3493419 \ OV VERZ 14-87)
beschikking van de eerste kamer van 13 augustus 2015
in de zaak van
VvE [naam VvE] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: verwerende partij,
hierna:
de VvE Ondersplitsing,
advocaat: mr. A.A. Westers, kantoorhoudend te Groningen,
tegen

1.[appellant 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [appellante 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [appellante 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

4. [appellant 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

5. [appellante 3] ,

wonende te [woonplaats] ,

6. [appellant 3] ,

wonende te [woonplaats] ,

7. [appellant 4] ,

wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: verzoekers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. N.A.E. Adema, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Assen (hierna: de kantonrechter), van
16 januari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 14 april 2015;
- het verweerschrift, ingekomen op 27 mei 2015;
- een faxbericht van 11 juni 2015 van mr. Adema;
- een journaalbericht van 11 juni 2015 van mr. Westers.
2.2
Uit het faxbericht van 11 juni 2015 van mr. Adema en het journaalbericht van
11 juni 2015 van mr. Westers blijkt dat zowel de VvE als [appellanten] hebben afgezien van een mondelinge behandeling, zodat de zaak op de stukken zal worden afgedaan.

3.De vaststaande feiten

3.1
De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.12) van de beschikking van 16 januari 2015 de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht en ook overigens is niet van bezwaren gebleken, zodat het hof van de door de kantonrechter vastgestelde feiten uitgaat. Deze feiten komen, aangevuld met enkele andere feiten, op het volgende neer.
3.1.1
[appellanten] zijn allen vanaf 2008/2009 woonachtig in en rechthebbende van een
appartement in het appartementencomplex [X] (hierna: het
Appartementencomplex), gelegen op de hoek van [adres] te
[woonplaats] . Ieder appartement bestaat uit een woonappartement, een berging en een parkeerplaats.
3.1.2
Het Appartementencomplex is bij de oprichting in 2008 gesplitst in drie
appartementsrechten: één of meer bedrijfsruimtes, 19 woningen (hierna: de privéwoningen) en 25 zorgwoningen. In verband met deze splitsing werd de Vereniging van Eigenaars VvE
hoofdsplitsing (hierna VvE Hoofdsplitsing) opgericht, met als bestuurder MVGM
Vastgoedmanagement B.V. (hierna: MVGM).
3.1.3
De eigendom van de privéwoningen kwam in 2008 geheel in handen van Foresome
Vastgoed BV. (hierna: Foresome). Foresome heeft 9 van de 19 privéwoningen verkocht aan
onder meer verzoekers.
3.1.4
Het appartementsrecht Privéwoningen is verder ondergesplitst in drie
appartementsrechten. In de akte van ondersplitsing van 26 juni 2008 (hierna: Akte van
Ondersplitsing) staat onder hoofdstuk A vermeld dat Foresome het verkregen
appartementsrecht heeft ondergesplitst in ‘
negentien (19) woonappartementen, negentien
(19) bergingen op de begane grond en halfverdiepte kelderverdieping én negentien (19)
parkeerplaatsen op de begane grond’. Als vereniging van eigenaars werd hiervoor de VvE
Ondersplitsing (gerekestreerde) opgericht, waarvan MVGM eveneens bestuurder is. Op de
Akte van ondersplitsing is het ‘
Modelreglement bij ondersplitsing in appartementsrechten’
versie mei 2006 (hierna: Modelreglement) van toepassing verklaard.
3.1.5
In de VvE Ondersplitsing zijn op grond van de Akte van ondersplitsing in totaal 2076
stemmen aanwezig. Van deze stemmen behoren 1129 stemmen toe aan projectontwikkelaar [naam V.O.F.] (een aan Foresome gelieerde onderneming) en de rest, 947 stemmen, aan de 9 individuele appartementseigenaren gezamenlijk, waartoe onder meer verzoekers behoren.
3.1.6
In artikel 25 van het Modelreglement is bepaald:
‘1. Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé gedeelte te gebruiken overeenkomstig de daaraan nader in de akte gegeven bestemming. Deze bestemming moet in overeenstemming zijn met het bepaalde in de akte van hoofdsplitsing. Een gebruik dat afwijkt van de in de akte nader gegeven bestemming is slechts geoorloofd met toestemming van de vergadering.
2. Bij huishoudelijk reglement kan het gebruik, het beheer en het onderhoud van de
privé gedeelten nader worden geregeld.
3. Het gebruik, het beheer en het onderhoud dient voorts te geschieden met
inachtneming van het bepaalde in het reglement van de hoofdsplitsing.’
3.1.7
Artikel 50 van het Modelreglement bepaalt:
‘1. Alle besluiten waarvoor in dit reglement of krachtens de wet geen afwijkende regeling is voorgeschreven worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onder volstrekte meerderheid van stemmen wordt hier verstaan: meer dan de helft van de ter vergadering uitgebrachte stemmen; blanco stemmen, ongeldige stemmen en (verklaringen van) stemonthouding worden niet tot de uitgebrachte stemmen gerekend.’
3.1.8
De Akte van Ondersplitsing bevat een uitwerking van het Modelreglement. Ten aanzien
van art. 25 lid 1 wordt bepaald:
‘De bestemming is voor:
- de appartementsrechten genummerd 4 tot en met 22: woning voor privé doeleinden;
- de appartementsrechten genummerd 23 tot en met 41: berging voor privé
doeleinden;
- de appartementsrechten genummerd 42 tot en met 60: parkeerplaats voor privé
doeleinden.’
3.1.9
Foresome had het voornemen had om van zeven leegstaande privéwoningen en een deel van de bedrijfsruimte zorgwoningen te maken ten behoeve van cliënten van Stichting [naam] met een licht verstandelijke beperking en een psychiatrisch ziektebeeld. Daarbij zou van 7.00 tot 23.00 uur begeleiding aanwezig zijn en zou ‘s nachts met een ‘inluisterdienst’ worden gewerkt. De daartoe te nemen besluiten in de hoofdsplitsing, te weten het creëren van twee woon/slaapkamers en een gemeenschappelijke ruimte in de bedrijfsruimte, de gedeeltelijke wijziging van bedrijfsruimte in wonen en het ombouwen van de parkeerplaatsen tot een terras haalden niet de daarvoor vereiste 4/5 meerderheid. Het plan is daarop aangepast.
3.1.10
In de vergadering van 24 november 2011 van de VvE Ondersplitsing zijn, naar uit de notulen van die vergadering blijkt, de volgende voorstellen met een gewone meerderheid van stemmen (1129 stemmen voor, 947 stemmen tegen) aangenomen:
- voorstel 1: toestemming te verlenen voor het gebruik van de appartementsrechten
woningen met indices 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en bergingen met indices 23 t/m 29, te gebruiken
ten behoeve van het voorgenomen gebruik van Stichting [naam] ;
- voorstel 2: toestemming te verlenen voor het gebruik van de parkeerplaatsen indices 42 t/m 48 ten behoeve van de stichting [naam] voor het stallen van fietsen en toe te stemmen met een kleine bouwkundige voorziening, een hek van anderhalve meter ter afsluiting van de voorgenomen fietsenstalling.
3.1.11
In de algemene vergadering van de hoofdsplitsing d.d. 24 november 2011 zijn de
voorstellen eveneens met gewone meerderheid van stemmen aangenomen.
3.1.12
Bij vonnis d.d. 4 september 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland voor recht
verklaard dat genoemde besluiten nietig zijn op grond van de overweging dat de besluiten
slechts genomen hadden kunnen worden met 4/5de meerderheid van de stemmen, nu door de besluiten een situatie ontstaat die niet langer overeenstemt met de Akte van Ondersplitsing waardoor een wijziging van die akte noodzakelijk is, voor welke wijziging een 4/5de meerderheid is vereist (artikel 5:139 lid 2 BW).
3.1.13
De VvE Hoofdsplitsing en de VvE Ondersplitsing hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
3.1.14
Het is het hof ambtshalve bekend dat de afdeling civiel recht locatie Arnhem van dit hof bij arrest van 30 juni 2015 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. In rechtsoverweging 4.8 van het arrest is overwogen:

De discussie in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of de besluiten van 24 november 2011 een goederenrechtelijk relevante verandering van de appartementen inhouden, zodat een wijziging van de splitsingsaktes met 4/5de meerderheid is vereist. Vast staat dat in de akte van hoofdsplitsing en in de akte van ondersplitsing is bepaald dat het appartementsrecht met betrekking tot de privéwoningen het uitsluitend gebruik omvat van 19 woningen, 19 bergingen en 19 parkeerplaatsen. Niet in geschil is dat van de op de begane grond gelegen bergingen er 7 zijn verbouwd tot badkamer en door het weghalen van de muren feitelijk zijn samengevoegd met 7 op de begane grond gelegen woonappartementen. Eveneens staat vast dat tussen de desbetreffende woonappartementen de scheidingswanden zijn doorgebroken en dat er een gezamenlijke woonkamer is gerealiseerd in één van de woonappartementen. Onweersproken is voorts dat ter realisatie van een afsluitbare fietsenstalling met betrekking tot 7 parkeerplaatsen een bouwkundige voorziening is getroffen en een hek is geplaatst. Door een en ander is naar het oordeel van het hof sprake van wijzigingen in de constructie of in de omgrenzing van (delen van) het gebouw die gevolgen hebben voor de goederenrechtelijke situatie van de appartementen. De feitelijke situatie stemt niet meer overeen met de situatie die is omschreven in de splitsingsaktes. Het aantal bergingen is door toevoeging aan een aantal woonappartementen verminderd. Dit geldt eveneens voor het aantal parkeerplaatsen door de samenvoeging van een aantal parkeerplaatsen tot fietsenstalling. De aard en omvang van de wijzigingen brengen mee dat sprake is van permanente wijzigingen die niet eenvoudig kunnen worden ongedaan gemaakt. Het was de klaarblijkelijke strekking van de besluiten van 24 november 2011 was om een en ander mogelijk te maken. Het beroep van VVE c.s. op de artikelen 23 en 25 van het Modelreglement stuit hierop af. De conclusie is dat de besluiten van VVE c.s. slechts met 4/5de meerderheid konden worden aangenomen. Dit betekent dat de eerste twee grieven falen.’
3.1.15
In de algemene ledenvergadering van 15 september 2014 van de VvE Ondersplitsing
is een voorstel behandeld, dat als volgt in de agenda voor die vergadering is omschreven:
‘4 Voorstel - ondersplitsing appartementsrechten woningen [X] toestemming te verlenen voor liet gebruik van de parkeerplaatsen
- Op de begane grond [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding]
- Op de begane grond [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] ,[kadastrale aanduiding]
- Op de begane grond [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding]
- Op de begane grond [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding]- Op de begane grond [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] ,[kadastrale aanduiding]- Op de begane grond [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] ,[kadastrale aanduiding]- Op de begane grond [adres] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] ,[kadastrale aanduiding]
Ten behoeve van de stichting [naam] voor het stallen van fietsen en toe te stemmen met een bouwkundige voorziening ter afsluiting van de voorgenomen fietsenstalling. Zie bijlage 1 met aanduiding van de betreffende parkeerplaatsen en bijlage 2 voor een impressie van de voorgenomen bouwkundige voorziening.
Wijze van besluitvorming.
Dit besluit kan worden genomen met gewone meerderheid (51% van de stemmen).’
3.1.16
Het voorstel is, ondanks nadrukkelijk bezwaar van [appellanten] , aangenomen met
gewone meerderheid van stemmen.
3.1.17
De fietsenstalling is inmiddels gerealiseerd.

4.De beoordeling van het geschil

4.1
[appellanten] hebben de kantonrechter verzocht het besluit van de VvE Ondersplitsing van 15 september 2014 nietig te verklaren, althans te vernietigen. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking verklaard dat het besluit nietig is. Met de grieven komt de VvE Ondersplitsing op tegen deze beschikking.
4.2
Het hof stelt bij de bespreking van de grieven, net als in het hiervoor vermelde arrest van 30 juni jl. is gebeurd, het volgende voorop.
Onder een appartementsrecht wordt verstaan, aldus artikel 5:106 lid 4 BW: ‘
een aandeel in de goederen die in de splitsing zijn betrokken, dat de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van bepaalde gedeelten van het gebouw die blijkens hun inrichting bestemd zijn of worden om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt’. Splitsing in appartementsrechten geschiedt bij notariële akte gevolgd door inschrijving van die akte in de openbare registers (artikel 5:109 lid 1 BW). De akte moet een nauwkeurige omschrijving bevatten van de gedeelten van de onroerende zaken die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt (artikel 5:111 aanhef en onder b BW). Deze omschrijving kan plaatsvinden door verwijzing naar de in artikel 5:109 lid 2 BW bedoelde tekening die aan de minuut van de akte van splitsing moet worden gehecht en die de begrenzing aangeeft van de onderscheiden gedeelten van het gebouw en de grond die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht zal zijn begrepen. De splitsingsakte moet tevens een reglement bevatten. De ten aanzien van de verkrijging van registergoederen vereiste rechtszekerheid verlangt dat verkrijgers van een (beperkt recht op een) appartementsrecht zich door raadpleging van de openbare registers op de hoogte kunnen stellen van de feiten die voor de (goederenrechtelijke) rechtstoestand van het appartementsrecht van belang zijn. Criterium daarbij is dat de akte van splitsing een juist beeld moet geven van de omvang van de rechten en verplichtingen van de appartementsgerechtigden.
Voorts is van belang dat op grond van artikel 5:139 BW wijziging van de akte van splitsing slechts kan geschieden met medewerking van alle appartementseigenaren. Sinds 2005 heeft de wetgever het mogelijk gemaakt dat een wijziging van de splitsingsakte ook tot stand kan worden gebracht met toestemming van 4/5de deel van het totaal aantal aan de appartementseigenaren toekomende stemmen (artikel 5:139 lid 2 BW). Volgens vaste rechtspraak is voor een wijziging in de constructie of in de omgrenzing van (delen van) het gebouw die gevolgen hebben voor de goederenrechtelijke situatie een wijziging van de akte van splitsing en de daarbij behorende tekening vereist, tenzij de veranderingen van tijdelijke aard zijn en zich lenen voor herstel (HR 7 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5405). Ten slotte is van belang dat artikel 2:14 BW, waarin onder meer wordt bepaald dat een besluit van een rechtspersoon dat in strijd is met de statuten nietig is, krachtens artikel 5:124 BW ook van toepassing is op de besluiten van verenigingen van eigenaars. Op grond van artikel 5:129 BW wordt voor de toepassing van artikel 2:14 BW de akte van splitsing gelijk gesteld met de statuten. Besluiten van verenigingen van eigenaars zijn dus nietig wanneer zij in strijd zijn met de akte van splitsing, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit.
4.3
De kantonrechter heeft aan het slot van rechtsoverweging 4.3 vastgesteld dat het voorstel er op neerkomt van zeven separate parkeerplaatsen één fietsenstalling met een bouwkundige voorziening ter afsluiting wordt gemaakt. Tegen die vaststelling is geen grief gericht, zodat het hof daarvan heeft uit te gaan. De VvE Ondersplitsing komt met
grief Iwel op tegen het oordeel van de kantonrechter dat aldus sprake is van een wijziging in de begrenzing en in de constructie waarvoor een wijziging van de splitsingsakte en tekening is vereist. De grief faalt. In het voorstel worden van zeven aparte parkeervlakken één overdekte fietsenstalling met een bouwkundige voorziening ter afsluiting gemaakt. Daardoor is de begrenzing tussen de afzonderlijke parkeerplaatsen geheel verdwenen. Er is nog slechts sprake van een begrenzing (bestaande uit de buitenzijde van de fietsenstalling en de constructie ter afsluiting daarvan) tussen de zeven parkeervlakken tezamen en de overige algemene gedeelten en parkeervlakken op het parkeerterrein. Dat binnen de fietsenstalling nog een begrenzing is aangehouden, is gesteld noch gebleken. Aldus voldoet de feitelijke situatie niet meer aan de situatie op de tekening bij de akte van splitsing, waarop de zeven parkeervlakken zijn aangegeven als onderscheiden delen van het gebouw die elk als afzonderlijk geheel worden gebruikt en wordt de in de splitsingsakte (en de daaraan gehechte tekening) vastgelegde bestemming gewijzigd. Voor een dergelijke wijziging is een wijziging van de akte van splitsing vereist.
4.4
De VvE Ondersplitsing heeft betoogd dat sprake is van een tijdelijke constructie die gemakkelijk ongedaan kan worden gemaakt, zodat geen sprake is van een afwijking in de bestemming. Er is volgens haar sprake van een houten fietsenstalling. [appellanten] hebben dat bestreden. Volgens hen is sprake van een constructie van hout en staal, die bezwaarlijk valt te beschouwen als een tijdelijk bouwwerk. Het hof stelt vast dat uit de door de VvE Ondersplitsing in eerste aanleg overgelegde foto’s volgt dat een fors bouwwerk op de parkeerplaatsen is geplaatst. Dat bouwwerk is niet alleen opgetrokken van hout, maar ook van staal en heeft een bitumen dakbedekking. Het imponeert niet als een tijdelijk bouwwerk en kan zeker niet gedeeltelijk worden afgebroken wanneer een van de parkeervlakken zou worden overgedragen aan een derde. Onder deze omstandigheden heeft de VvE Ondersplitsing haar stelling dat sprake is van een tijdelijk bouwwerk, dat gemakkelijk kan worden afgebroken, onvoldoende onderbouwd. Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen in de hiervoor aangehaalde rechtsoverweging 4.8 van het arrest van 30 juni 2015 dienaangaande is overwogen.
4.5
De vrijheid van een appartementseigenaar om zijn privégedeelte zelf te gebruiken of aan een ander in gebruik te geven, strekt - anders dan de VvE Ondersplitsing lijkt te veronderstellen - niet zo ver dat indien dat gebruik een wijziging van de akte van splitsing noodzakelijk maakt, die wijziging achterwege kan blijven.
4.6
Ook indien het gebruik van de parkeerplaatsen voor het gebruik van het parkeren van nadere voertuigen dan motorvoertuigen is toegestaan, zoals de VvE Ondersplitsing betoogt, is het gebruik van afzonderlijke parkeerplaatsen voor een voorziening ten behoeve van de fietsen en scootmobielen van de eigenaren/gebruikers meerdere appartementen tezamen een gebruik dat in strijd is met de bestemming van de parkeerplaatsen. Het bestreden besluit van de VvE Ondersplitsing voorziet reeds om die reden in een van de bestemming afwijkend gebruik van de parkeerplaatsen. Reeds om die reden faalt
grief II.
4.7
Artikel 25 van het Modelreglement bepaalt dat de privégedeelten dienen te worden gebruikt overeenkomstig de daaraan in de akte gegeven bestemming, maar voorziet in een afwijkend gebruik, mits de vergadering van eigenaren toestemming geeft voor dat afwijkend gebruik. Volgens de VvE Ondersplitsing moet het bestreden besluit worden gezien als een dergelijk besluit tot toestemming voor afwijkend gebruik, waarvoor een gewone meerderheid van stemmen is vereist. De kantonrechter heeft de VvE Ondersplitsing daarin niet gevolgd. Met
grief IIIkomt de VvE Ondersplitsing op tegen het oordeel van de kantonrechter op dit punt.
4.8
De grief faalt. In artikel 25 van het Modelreglement is weliswaar bepaald dat
een van de bestemming afwijkend gebruikmet toestemming van de vergadering van eigenaren is toegestaan, maar die bepaling regelt niet dat
de bestemming zelfkan worden gewijzigd. Hiervoor is overwogen dat voor de door de VvE Ondersplitsing voorgestane wijziging van de bestemming de akte van splitsing moet worden gewijzigd. Voor een wijziging van de akte van splitsing is de medewerking van alle appartementseigenaren (artikel 5:139 lid 1 BW) dan wel van het bestuur van de VvE Ondersplitsing en van 4/5de deel van het aantal stemmen (artikel 5:139 lid 2 BW) vereist. Dat een gekwalificeerde meerderheid is vereist, ligt gelet op het ingrijpende karakter van een dergelijk besluit, dat goederenrechtelijke gevolgen heeft voor alle appartementseigenaren, ook wel voor de hand. Indien een besluit tot goedkeuring op grond van artikel 25 Modelreglement voldoende zou zijn, zoals de VvE Ondersplitsing betoogt, zou de regeling van artikel 5:139 BW, worden ondermijnd.
4.9
In
grief IVberoept de VvE Ondersplitsing zich op artikel 6a en 6b van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH). Volgens de VvE Ondersplitsing verbieden deze bepalingen ‘specifiek ten aanzien van appartementsrechten’ het maken van onderscheid, en het beperken van het gebruik van privégedeelten, vanwege handicap. Dit verbod treft de akte van splitsing, het Modelreglement en de uitvoering van de akte. De kantonrechter heeft het beroep van de VvE Ondersplitsing op deze bepaling ten onrechte verworpen, meent de VvE Ondersplitsing.
4.1
Het hof neemt aan dat de VvE Ondersplitsing doelt op artikel 6b aanhef en onder d.
WGBH, dat het maken van onderscheid op grond van handicap bij het opmaken, uitvoeren of wijzigen van een splitsingsreglement verbiedt. In de wetsgeschiedenis is over deze bepaling, die naar aanleiding van het advies van de Raad van State aan het wetsvoorstel tot aanpassing van de WGBH is toegevoegd (vgl. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30 859, nr. 4, blz. 3/4) vrijwel niets te vinden. In de memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30 859, nr. 3, blz. 10) is slechts vermeld:
“Onderdeel d bepaalt dat het verboden is onderscheid te maken bij het opmaken, uitvoeren of wijzigen van een reglement als bedoeld in artikel 111, onder d, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.’
4.11
Het ligt niet voor de hand, en volgt ook niet uit de (zeer) summiere wetsgeschiedenis van artikel 6b aanhef en onder d. WGBH, dat de door de wet vereiste gekwalificeerde meerderheid voor een besluit tot wijziging van het reglement van splitsing niet van toepassing is indien dat besluit in het voordeel is van een (of meer) gehandicapte(n) of chronisch zieke(n). Het hof laat nog daar dat bij de door de VvE Ondersplitsing voorgestane uitleg van artikel 6b onder d. WGBH juist wel onderscheid wordt gemaakt op grond van handicap of chronische ziekte.
4.12
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het handhaven van de bestemming van de afzonderlijke parkeerplaatsen er aan in de weg staat dat de gehandicapte bewoners van de appartementen de parkeerplaatsen kunnen gebruiken voor het parkeren van hun scootmobielen.
4.13
Ook deze grief faalt.
4.14
Grief Vheeft naast de andere grieven geen zelfstandige betekenis en deelt dan ook het lot van die grieven.
4.15
De slotsom is dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. De VvE Ondersplitsing is ook in hoger beroep de in het ongelijk gestelde partij en zal om die reden worden verwezen in de proceskosten van het geding in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief II).

5.De beslissingHet gerechtshof:bekrachtigt de beslissing waarvan beroep;veroordeelt de VvE Ondersplitsing in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van [appellanten] gevallen, op € 311,- aan verschottenen op € 894,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. H. de Hek, mr. W. Breemhaar en mr. I. Tubben en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op donderdag 13 augustus 2015.