Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
30 oktober 2013 en 5 maart 2014 die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Zutphen) tussen [appellante] als gedaagde partij in conventie, tevens eisende partij in reconventie en [geïntimeerde] als eisende partij in conventie, tevens verwerende partij in reconventie heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- de brief van mr. De Gelder van 1 mei 2015 met - op verzoek van het hof – afschriften van een vijftal (hierna onder 3.5 – 3.7, 3.10 en 3.11 te noemen) brieven.
3.De vaststaande feiten
Het laatstverdiende salaris van [geïntimeerde] bedraagt € 6.392,17 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Partijen zijn een pensioenregeling overeengekomen op grond waarvan [appellante] gehouden is jaarlijks een premie te voldoen ter zake het pensioen van € 6.350,-- bruto, hetgeen neerkomt op een bedrag van bruto € 529,17 per maand.
:“(...) al met al is er voor de onderneming een situatie ontstaan waarbij ik er niet aan ontkom om in het belang van de onderneming maatregelen te treffen. Simpelweg omdat de aan jou toebedeelde taken wel moeten worden uitgevoerd. (...)
“
Ik heb van cliënt begrepen, hetgeen ook door uw cliënte op schrift is gesteld, dat cliënt met onmiddellijke ingang is ontheven van al zijn taken in de functie van General Sales Manager. Cliënt kan zich met de beslissing van uw cliënte dienaangaande niet verenigen en is bereid, op eerste afroep van uw cliënte, zijn werkzaamheden in zijn oude functie weer op te pakken. Cliënt is niet bereid zich in dit stadium al voor te bereiden op een andere functie bij uw cliënte. (...) In de achterliggende week is cliënt wel aanwezig geweest op het kantoor in [vestigingsplaats]. Echter, zijn oude werkzaamheden mocht hij niet meer verrichten. (…) Ik ga ervan uit dat cliënt, zolang geen duidelijkheid bestaat over zijn functie, wordt vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden voor uw cliënte. (…)”
Het is geenszins zo dat uw cliënt is vrijgesteld van de verplichting de overeengekomen arbeid te verrichten. Sterker nog, cliënte heeft grote bezwaren tegen het feit dat de heer [geïntimeerde] vanochtend voor de tweede maal zonder voorafgaand bericht afwezig was en zonder enig voorafgaand bericht niet op het werk is verschenen. Dat merkt cliënte aan als ongeoorloofd verzuim.Deze brief dient daarom als formele waarschuwing en aanzegging dat de tijd gedurende welke door uw cliënt ongeoorloofd werd verzuimd geen loon wordt betaald. (…) De heer [appellante] zal, totdat er duidelijkheid is over een definitieve invulling van een nieuwe functie, waarvoor al een redelijk aanbod werd gedaan, duidelijk afgebakende taken aan de heer [geïntimeerde] toedelen. (…)Ik constateer dat uw cliënt tot nu toe niet positief is ingegaan op een m.i. meer dan redelijk voorstel om in het kader van een noodzakelijke reorganisatie in een andere passende functie tewerk te worden gesteld. (…) Om daarover geen enkel misverstand te doen ontstaan bericht ik u dat, niet alleen indien redelijke opdrachten worden geweigerd, maar ook indien uw cliënt niet op het werk verschijnt, dit als ongeoorloofd verzuim zal worden aangemerkt hetgeen, zeker na beide eerdere gevallen, een dringende reden voor beëindiging van het dienstverband kan opleveren.”
“
(…) Ik begrijp van cliënt, dat hij zich op 23 april jl. weer bij zijn werkgever heeft gemeld.De inhoud van de brief verbaast mij. (…) Ik begrijp echter uit uw brief en het telefoongesprek, dat ik recentelijk met cliënt heb gevoerd, dat cliënt bepaalde taken toch weer mag uitoefenen. Ik wijs uw cliënte erop dat cliënt ook bereid is deze werkzaamheden te verrichten.Voor zover er al sprake zou zijn van ongeoorloofd verzuim - quod non -, dan is dit te wijten aan de onduidelijkheid die uw cliënte zelf schept in haar brief d.d. 10 april 2013.”(Hof: de brief vervolgt daarna met een uitvoerige uiteenzetting over het dienstverband en de werkzaamheden van [geïntimeerde]. De brief eindigt als volgt:)
“
Naar aanleiding van het gesprek met cliënt en het dossier, dat hij mij heeft overhandigd, kom ik tot de conclusie dat het overgrote deel van de beweringen van uw cliënte betreffende het disfunctioneren van cliënt kan worden weerlegd.(…) Cliënt is en blijft ook van mening, dat van disfunctioneren geen sprake is (geweest). Cliënt is tevens van mening dat uw cliënte ten onrechte heeft besloten om met ingang van 1 mei 2013 de functie van general sales manager te laten vervallen. Uw cliënte heeft cliënt een nieuwe functie aangeboden, met daarbij een forse verlaging van het bruto inkomen van cliënt. Voor cliënt is een salarisverlaging absoluut niet acceptabel. Dit geldt ook voor de functie van international sales manager special projects.
“
In bovengenoemd dossier heb ik u op 26 april jl. een brief gestuurd. (…)In de brief doe ik uw cliënte namens cliënt een handreiking om in overleg te treden betreffende de oplossing van dit conflict. Het verbaast cliënt in hoge mate, dat inmiddels ruim een maand (!) verstreken is zonder enige reactie uwerzijds of van uw cliënte. Naar de mening van cliënt getuigt dit van slecht werkgeverschap.Het enige dat uw cliënte tot op heden heeft gedaan is dat hij cliënt heeft opgeroepen en heeft aangegeven dat bij niet verschijnen betaling van het loon zal worden stopgezet.
“
Bijgaand zend ik u een afschrift van de brief met diverse aanzeggingen met rechtsgevolg, welke ik heden aan uw cliënt heb verzonden in verband met zijn ziekmelding. De bedrijfsarts heeft vastgesteld dat er vanaf het moment van ziekmelding geen sprake is van arbeidsongeschiktheid. Ik verwijs kortheidshalve maar naar de inhoud daarvan. (…)Indien uw cliënt overigens zou willen overleggen over een eventueel vertrek bij [appellante] (…) zou dat in de gegeven situatie kunnen.Ik moet daarbij op voorhand opmerken dat cliënte de heer [geïntimeerde] eventueel wel tegemoet wil komen op het punt van de duur van de opzegtermijn, die eventueel verkort kan worden, maar niet verder dan dat zou willen gaan.”Op 27 mei 2013 heeft de raadsman van [appellante] aan [geïntimeerde] onder meer geschreven:
“Sinds 22 mei 2013 verricht u niet langer uw werkzaamheden op basis van door u ervaren gezondheidsklachten, welke zouden maken dat u wegens arbeidsongeschiktheid uw werkzaamheden niet zou kunnen uitvoeren.
“Gisteren ontving ik een afschrift van het deskundigenoordeel van het UWV, zodat nu met een grote mate van zekerheid vast staat dat je enkele weken ongeoorloofd hebt verzuimd.(...) Je bent er mee bekend dat dit een dringende reden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst kan opleveren.Gisteren hebben wij aan het eind van de middag ook gesproken over de berichten die mij bereikten over het feit dat je afgelopen maandag een groot aantal afdrukken heb gemaakt, naar ik heb begrepen enkele honderden. Op mijn vraag of dat zo was, heb je mij geantwoord dat dat juist was en beweerde dat je die afdrukken in een afvalbak zou hebben gegooid. Je beweerde dat het ging om twee sets afdrukken vanuit jouw zakelijke agenda, die je wilde gebruiken in de ontslagprocedure.Zoals je weet zijn er binnen de onderneming maatregelen genomen om te voorkomen dat vertrouwelijke informatie buiten de onderneming komt. Daarom is er sprake van een van de buitenwereld losstaand netwerk en zijn maatregelen genomen om te voorkomen dat informatie op digitale gegevensdragers wordt gekopieerd. De enige manier om vertrouwelijke bedrijfsinformatie naar buiten te brengen is om deze af te drukken en mee te nemen.Ik benadruk dat het uitprinten van een zo grote hoeveelheid gegevens niet tot de aan jou opgedragen taken behoort en dat het maken van privé-afdrukken, zeker als dat gaat om honderden afdrukken, niet is toegestaan. Dat heb je echter, zonder mijn toestemming, wel gedaan, terwijl ik verder niet kan weten of je echt alleen maar jouw eigen agenda hebt afgedrukt en meegenomen, of misschien ook andere bedrijfsinformatie. Ook in jouw eigen agenda, die immers, als het goed is, gegevens van de door jou bezochte klanten, alsmede notities over de afgelegde bezoeken bevat, staat vertrouwelijke bedrijfsinformatie, waarvan de verspreiding, bijvoorbeeld naar concurrerende ondernemingen, tot grote schade kan leiden. Het wegnemen van vertrouwelijke bedrijfsgegevens levert evenzeer een dringende reden op om de arbeidsovereenkomst te beëindigen.Het is voor mij de druppel die de emmer doet overlopen. Voor zover het onrechtmatig verzuim of het wegnemen van de bedrijfsinformatie en de gemaakte afdrukken op zichzelf niet al voldoende dringende reden geven, doen ze dat in ieder geval samen.
4.4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
druppels die de emmer doen overlopen”, aldus [appellante].
Op 10 april 2013 heeft [appellante] [geïntimeerde] meegedeeld dat met ingang van 1 mei 2013 zijn functie zou komen te vervallen en dat hij met ingang van heden van die taken is ontheven. Voorts wordt een nieuwe functie aangeboden met het voorstel om het salarisniveau terug te brengen tot € 5.200,- bruto per maand. Op 22 april 2013 heeft de raadsman van [geïntimeerde] daartegen bij de raadsman van [appellante] bezwaar gemaakt en aangeboden de oude werkzaamheden te hervatten. Op gelijke datum heeft de raadsman van [appellante] bestreden dat [geïntimeerde] is vrijgesteld van zijn werkzaamheden en bezwaar gemaakt tegen het niet verschijnen op het werk hetgeen als ongeoorloofd verzuim zal worden aangemerkt.
Op 26 april 2013 heeft de raadsman van [geïntimeerde] aandacht gevraagd voor de onduidelijkheid omtrent de te verrichten werkzaamheden, voorts zeer uitgebreid geschreven over het dienstverband en de werkzaamheden van [geïntimeerde] en aangeboden om in overleg te treden over de ontstane situatie en het bereiken van een oplossing daarin. Hij heeft daaraan toegevoegd dat hij bereid is zijn cliënt in overweging te geven om na te denken over beëindiging van de dienstbetrekking. Een reactie op deze brief is uitgebleven. Op 22 mei 2013 heeft [geïntimeerde] zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft op 24 mei 2013 [geïntimeerde] bezocht en geconcludeerd dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid voor werk wegens ziekte in engere zin. Hij heeft geadviseerd het ziekteverzuim te beëindigen per die datum en zo spoedig mogelijk middels een dialoog tot een oplossing van het arbeidsconflict te komen. [geïntimeerde] heeft daarop een deskundigenoordeel aan het UWV gevraagd. Op 27 mei 2013 heeft de raadsman van [geïntimeerde] de raadsman van [appellante] bericht dat hij nog steeds geen antwoord had op zijn brief van 26 april 2013 en dat voor zover er al sprake zou zijn van ongeoorloofd verzuim dit te wijten is aan onduidelijkheid die de werkgever zelf heeft geschapen in haar brief van 10 april 2013. Op gelijke datum heeft de raadsman van [appellante] aan [geïntimeerde] meegedeeld dat [appellante] kennis had genomen van het advies van de bedrijfsarts, welke tot de conclusie was gekomen dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid voor werk als gevolg van ziekte en heeft [geïntimeerde] aangezegd dat hij zijn werkzaamheden normaal diende uit te voeren. Hij is opgeroepen om zijn werkzaamheden te hervatten en uitgenodigd een afspraak te maken om de omstandigheden rondom de invulling van de arbeidsovereenkomst te bespreken. Ook in de begeleidende brief aan de raadsman van [geïntimeerde] wordt niet ingegaan op de inhoud van diens uitvoerige brief van 26 april 2013.
Op 6 juni 2013 heeft [appellante] aan de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden met ingang van 1 juli 2013. Op 19 juni 2013, direct na een bezoek aan de verzekeringsarts van het UWV in het kader van de second opinion waarin deze liet doorschemeren dat hij waarschijnlijk tot de conclusie zou komen dat [geïntimeerde] arbeidsgeschikt was voor zijn eigen werk per 22 mei 2013, heeft [geïntimeerde] zich voor werkhervatting bij [appellante] gemeld waarna hij naar huis is gestuurd. De dag daarop is hij alsnog aan het werk gegaan. De verzekeringsarts van het UWV heeft op 24 juni 2013 geoordeeld dat [geïntimeerde] per 22 mei 2013 geschikt was voor het verrichten van zijn eigen werk. Op 26 juni 2013 heeft [appellante] [geïntimeerde] op staande voet ontslagen.
Voor het geval evenwel het geheel van de memorie van grieven en in het bijzonder de toelichting op de tweede grief 2 ertoe zouden strekken op te komen tegen dit oordeel, overweegt het hof als volgt.
- een grote hoeveelheid papier heeft geprint;
“ (…) terwijl ik verder niet kan weten of je echt alleen maar jouw eigen agenda hebt afgedrukt en meegenomen, of misschien ook aan de bedrijfsinformatie.”Naar aanleiding van het verweer van [geïntimeerde] dat hij alleen zijn eigen Outlookagenda heeft geprint, heeft [appellante] gesteld dat ook deze agenda vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevat, nu deze agenda, in de woorden van [appellante]
“(…) als het goed is, gegevens van de door jou bezochte klanten, alsmede notities over de afgelegde bezoeken bevat (…)”. Ook hieruit blijkt dat [appellante] niet weet of en zo ja welke, vertrouwelijke bedrijfsinformatie de geprinte Outlook agenda van [appellante] bevatte. In het licht van het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde] had zij haar stellingen nader dienen te motiveren en te onderbouwen. Gelet op de omstandigheid dat [appellante] geacht werd te kunnen beschikken over de betreffende agenda, alsmede [appellante] op een ander punt door een deskundige onderzoek heeft laten verrichten naar de computer van [geïntimeerde], moet zij daartoe in staat worden geacht. Deze noodzakelijke onderbouwing van de gestelde ontslaggrond is echter uitgebleven. Dat [geïntimeerde] vertrouwelijke bedrijfsgegevens aan derden zou hebben verschaft dan wel ten eigen nutte zou hebben gebruikt, is gesteld noch gebleken. Het hof verenigt zich met hetgeen de kantonrechter onder 4.4 van het bestreden vonnis heeft overwogen. Het hof overweegt voorts dat [geïntimeerde], onweersproken door [appellante], heeft aangevoerd dat hij de agendagegevens benodigde voor zijn verweer in de ontbindingsprocedure omdat hem daarin werd verweten dat hij onvoldoende activiteiten had ondernomen en dat, zoals bij gelegenheid van de pleidooien aan de orde is gekomen, zijn advocaat hem om deze gegevens had gevraagd. Het hof is van oordeel dat een dergelijk gebruik in elk geval is toegestaan.
26 juni 2013 op staande voet werd ontslagen. Hij heeft uit dien hoofde aanspraak op loon gedurende de periode 19 juni tot en met 26 juni 2013. Nu geoordeeld is dat het ontslag op staande voet geen stand houdt is het hof van oordeel dat het verzuim in de periode 26 juni 2013 tot en met einde dienstverband per 1 september 2013 een oorzaak kent die in redelijkheid voor rekening van [appellante] dient te komen. Grief 5 slaagt hiermee deels.
5.5. Slotsom
€ 2.682,-(3 punten x tarief II)