Uitspraak
1.[appellant 1] ,
[appellant 1] ,
[appellanten],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door twee appellanten tegen een geïntimeerde. De appellanten hebben in eerste aanleg gevorderd om de executie van een onroerende zaak te staken, omdat zij van mening zijn dat zij volledig aan de veroordeling uit een eerder vonnis hebben voldaan. De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland heeft deze vordering afgewezen, waarna de appellanten in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de appellanten hun grieven hebben gepresenteerd en de geïntimeerde zijn standpunt heeft verdedigd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten niet voldoende hebben aangetoond dat zij aan de veroordeling hebben voldaan en dat de geïntimeerde recht heeft op executie van de onroerende zaak. Het hof heeft geoordeeld dat de executie niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, en dat de appellanten niet hebben onderbouwd dat er een noodtoestand zou ontstaan door de executie. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de appellanten veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.