Uitspraak
de vrouw,
de man,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
dat het aan het Gerechtshof behage het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad d.d. 14 april 2014 onder nummer C/16/364431 / KL ZA 14-81 te vernietigen, en de vordering van de vrouw in eerste aanleg alsnog toe te wijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten van beide instanties."
3.De feiten
4.Het geschil in eerste aanleg en de beslissing van de voorzieningenrechter
- tot betaling van een bedrag van € 2.318,45, zijnde het aan de vrouw toekomende aandeel in de contante waarde van de door de man bij BPF Schilders opgebouwde pensioenrechten tegen een rekenrente van 4%, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- tot betaling van een bedrag van € 3.677,92 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
5.De beoordeling in hoger beroep
grieven 1 en 2komt de vrouw op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de vordering van de vrouw strekkende tot uitbetaling van haar aandeel in de door de man opgebouwde pensioenrechten bij BPF Schilders dient te worden afgewezen, aangezien de bodemrechter dient te onderzoeken of er op grond van de redelijkheid en billijkheid een verplichting tot voorwaardelijke uitkering wordt opgelegd of dat er een contante afrekening dient plaats te vinden en er geen aanleiding is om op die beslissing vooruit te lopen.
Grief 2faalt dan ook.
vijfde griefkomt de vrouw, kort gezegd, op tegen de afwijzing van haar vordering om de man te veroordelen in de proceskosten van het geding in eerste aanleg.