Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de wijziging van de alimentatieverplichting van de man ten behoeve van zijn jongmeerderjarige zoon, geboren in 1995. De man heeft verzocht om de door hem te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van zijn zoon met ingang van 1 november 2013 op nihil te stellen. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking de bijdrage vastgesteld op € 299,04 per maand, maar de man stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, onder andere door de gewijzigde financiële situatie van de moeder van de jongere en zijn eigen financiële verplichtingen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van de jongere is vastgesteld op € 575,-- per maand, maar dat de man, gezien zijn draagkracht, in staat is om een bijdrage van € 285,-- per maand te betalen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatieverplichting van de man gewijzigd, waarbij de bijdrage per maand is vastgesteld op € 285,-- met ingang van 1 augustus 2014. De man heeft geen recht op matiging van de alimentatieverplichting, ondanks de verstoorde relatie met zijn zoon, omdat dit niet als zodanig grievend wordt beschouwd. De beslissing is genomen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2015.