Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
- een journaalbericht met bijlagen d.d. 9 december 2014, ingediend namens mr.
3.De vaststaande feiten
€ 150,- per kind per maand zal voldoen, welke voor het eerst per 1 januari 2011 zal zijn onderworpen aan de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW. Nadien hebben partijen dit bedrag in onderling overleg verlaagd naar € 140,- per kind per maand, oftewel geïndexeerd naar 2013 € 145,53 per maand.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 200,- per kind per maand. Het verzoek van de vrouw is een zelfstandig verzoek, voor zover het betreft het verzoek tot verhoging van de destijds door partijen overeengekomen alimentatie van geïndexeerd naar 2013 € 145,53 per kind per maand. Dit verzoek heeft de vrouw voor het eerst in hoger beroep gedaan. Artikel 362 Rv verklaart in hoger beroep een aantal artikelen betreffende de behandeling in eerste aanleg van overeenkomstige toepassing. De wetgever heeft in dat artikel echter uitdrukkelijk bepaald dat, anders dan in eerste aanleg, in hoger beroep niet voor het eerst een zelfstandig verzoek kan worden gedaan. De vrouw zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar zelfstandig verzoek, voor zover zij een hogere alimentatie dan voornoemd bedrag van € 145,53 in 2013 per kind per maand verzoekt. Gelet op het voorgaande is de bovengrens van de door de man te betalen kinderalimentatie in 2013 een bedrag van € 145,53 per kind per maand.
De behoefte van de kinderen
De draagkracht van de man
(€ 2.799,- + € 75,-).
€ 1.500,- per maand. Het hof hanteert hierbij de formule uit 2013 gelet op de hierna te bespreken ingangsdatum. De draagkracht van de man bedraagt aldus € 813,- per maand.
€ 225,98 per maand. Dit bedrag wordt volledig in mindering gebracht op het aandeel van de man in de behoefte van de kinderen van € 451,95 per maand, omdat partijen samen voldoende draagkracht hebben om in de behoefte van de kinderen te voorzien. Dit betekent dat de man dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met een bedrag van € 225,97 per maand (€ 451,95 minus € 225,98), oftewel afgerond € 75,- per kind per maand.
De ingangsdatum
De slotsom
6.De beslissing
mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
7 juli 2015 in bijzijn van de griffier.