Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste instantie
9 mei 2012, 15 augustus 2012 en 31 oktober 2012 van de (voormalige) rechtbank
Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, sector kanton (hierna: de kantonrechter).
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten, het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4 maart 2011 ontbonden en de koopprijs teruggevorderd. [appellant] heeft hieraan niet voldaan.
4.De beoordeling in hoger beroep
grieven I, II, V en VIzijn gericht tegen de bewijswaardering door de kantonrechter en lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Het hof stelt hierbij voorop dat de rechter in beginsel vrij is in de waardering van de bewijsmiddelen. Dit geldt eveneens voor de waardering van verklaringen van getuigen.
grief III, die ertoe strekt dat de aantekening op de in 3.6 aangehaalde aankoopbon niet onduidelijk is, zoals de kantonrechter overwoog, maar volgens [appellant] een inruilgarantie inhield voor het geval [appellant] erin zou slagen om een luxere auto voor [geïntimeerde] te vinden.
grief VIIwil [appellant] ingang doen vinden dat de op 4 maart 2011 gesloten koopovereenkomst vervallen zou zijn op 14 mei 2011, toen [appellant] aan [geïntimeerde] meedeelde dat hij de aangekochte Scenic niet aan hem kon leveren. [appellant] stelt dat dit meebrengt dat van ontbinding van de overeenkomst van 4 maart 2011 geen sprake kan zijn. Van verbintenissen die strekken tot ongedaanmaking van de over en weer geleverde prestaties kan dan ook geen sprake zijn, aldus [appellant]. Deze grief slaagt niet, aangezien de enkele mededeling van [appellant] dat hij de aangekochte Scenic niet kon leveren zonder nadere toelichting, die echter ontbreekt, niet het oordeel kan schragen dat de koopovereenkomst van 4 maart 2011 door beide partijen als vervallen werd beschouwd.
grief IV, waarmee [appellant] opkomt tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij geen goede verklaring heeft gegeven voor het feit dat de aangekochte Scenic enige dagen na de verkoop aan [geïntimeerde] op naam van een andere particulier is gezet en het oordeel dat hij, [appellant], zijn stelling dat hij de aangekochte Scenic niet aan [geïntimeerde] kon afleveren wegens motorproblemen, niet nader heeft onderbouwd.
Grief VIII, waarmee [appellant] de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling bestrijdt, deelt daarom het lot van de overige grieven.
9 mei 2012 en 15 augustus 2012;