Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
19 december 2014.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van een 17-jarige minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], die door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland onder toezicht is gesteld. De ouders van [de minderjarige] hebben in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen. De kinderrechter had op 15 januari 2015 besloten dat [de minderjarige] onder toezicht zou worden gesteld voor de duur van een jaar, omdat haar zedelijke en geestelijke belangen ernstig bedreigd werden. De ouders hebben het hof verzocht om de beschikking te herzien, maar de Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek van de ouders bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 2015 zijn de ouders, hun advocaat en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de zorgen die door verschillende partijen zijn geuit over de gezinssituatie, waaronder de school van [de minderjarige] en de politie. De ouders hebben erkend dat er zorgen zijn, maar betwisten dat gedwongen hulpverlening noodzakelijk is. Het hof heeft echter vastgesteld dat de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] niet alleen voortkomt uit haar persoonlijke problematiek, maar ook uit de gespannen thuissituatie.
Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders onvoldoende openstaan voor hulpverlening en dat de situatie in het gezin zorgwekkend is. De vader vertoont problematisch gedrag, waaronder alcoholgebruik, en er zijn aanwijzingen voor een problematische gezinssituatie. Gezien de ernst van de situatie en de zorgen van betrokken instanties, heeft het hof besloten de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] in stand te houden. Het hof heeft de ouders aangespoord om samen te werken met de betrokken hulpverleners in het belang van [de minderjarige].