3.5Bij beschikking van het (toenmalige) hof Leeuwarden van 26 augustus 2010 heeft het hof - op verzoek van partijen - de beschikking van 16 juni 2009 van de (toenmalige) rechtbank Groningen vernietigd en - overeenkomstig de afspraken van partijen - het volgende bepaald:
"* met betrekking tot de kinderalimentatie
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van de rechtbank Groningen van 11 maart 2008, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [meerderjarige2], geboren [in] 1994 te [C] en [minderjarige1], geboren [in] 1999 te [C], met ingang van 24 oktober 2008 op een bedrag van € 275,- per kind per maand;
bepaalt dat deze bijdrage jaarlijks geïndexeerd zal met worden met het daarvoor geldende wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor het eerst per 1 januari 2009;
bepaalt dat de onderhoudsbijdragen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dienen te worden voldaan;
verklaart de beslissing met betrekking tot de bijdrage ten behoeve van de kinderen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat, in het geval en voor zolang het kind met redelijke resultaten en in overleg met hem met een beroepsopleiding bezig is of studeert, de man ook na het bereiken van de leeftijd van 21 jaar van het kind gehouden is bij te dragen in diens kosten van levensonderhoud en studie met voornoemd bedrag van € 275,- per maand vermeerderd met de wettelijke indexering, tenzij zij daaromtrent in goed overleg anders overeenkomen;
* met betrekking tot de partneralimentatie
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 24 oktober 2008 op een bedrag van € 750,- bruto per maand en met ingang van 1 april 2018 op nihil;
bepaalt dat deze bijdrage jaarlijks geïndexeerd zal met worden met het daarvoor geldende wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor het eerst per 1 januari 2011;
bepaalt dat de onderhoudsbijdrage, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dienen te worden voldaan;
verklaart de beslissing met betrekking tot de bijdrage ten behoeve van de vrouw tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat de afspraken met betrekking tot de partneralimentatie niet gewijzigd kunnen worden bij rechterlijke uitspraak op grond van een wijziging van omstandigheden, behoudens in het geval van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat de partij die wijziging verzoekt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan dit niet-wijzigingsbeding mag worden gehouden, zoals in artikel 1:159 lid 3 BW is bepaald;
* met betrekking tot de zelfstandige verzoeken van de man
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoeken met betrekking tot de gebruiksvergoeding, de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [meerderjarige1] en de onderhoudsbijdrage te zijnen behoeve;
* voor het overige
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt van het geding in hoger beroep."