ECLI:NL:GHARL:2015:481

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
21-006157-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van een ambtenaar tijdens een herdenkingsbijeenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte heeft op 7 maart 2013, na een herdenkingsbijeenkomst voor de voetballer Theo Bos, een politieman zwaar mishandeld door hem meermalen in het gezicht te schoppen. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. Tijdens de zitting heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij het geweld erkend, maar zijn raadsman pleitte voor vrijspraak van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de politieman zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, waaronder twee afgebroken voortanden en een scheur in de lip. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op zwaar letsel heeft aanvaard door het slachtoffer te schoppen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde is bewezen verklaard.

De straf die het hof heeft opgelegd is een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de politieman, voor de geleden schade. Het hof heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de gevolgen voor het slachtoffer en het gedrag van de verdachte na het delict.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006157-13
Uitspraak d.d.: 27 januari 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 juni 2013 met parketnummer 05-720144-13 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 januari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het hof het subsidiair tenlaste gelegde bewezen zal verklaren en voorts dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 3.500,-- met daarbij de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. C.D.A.J. Majoie, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 07 maart 2013 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (brigadier van politie Gelderland-Midden) van het leven te beroven, opzettelijk (met kracht) (met de hak van zijn schoen) (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 07 maart 2013 te Arnhem aan een ambtenaar, genaamd [slachtoffer] (brigadier van politie Gelderland-Midden), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gescheurde lip en/of meerdere gebroken tanden onder botniveau en/of meerdere wonden in het gezicht en/of op het hoofd) heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) (met de hak van zijn schoen) (meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd te schoppen/trappen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 7 maart 2013 in de gemeente Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] (brigadier van politie Gelderland-Midden) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met kracht, met de hak van zijn schoen meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging ten aanzien van het bewijs

Verdachte is bij voornoemd vonnis veroordeeld ter zake van de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
De officier van justitie heeft tegen bedoeld vonnis hoger beroep ingesteld en heeft bij schriftuur toegelicht dat zij van mening is dat verdachte veroordeeld dient te worden ter zake van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof zijn betrokkenheid bij dit geweldsmisdrijf erkend.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank het letsel dat is toegebracht alleen heeft genoemd ter beoordeling van de strafmaat en niet ten aanzien van de kwalificatie. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde en dat het meer subsidiaire, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, bewezen kan worden geacht. Hij heeft zich in zoverre gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt omtrent de bewezenverklaring het volgende.
Aangever heeft aan de mishandeling door verdachte twee afgebroken voortanden onder botniveau, een hersenschudding en een scheur in de lip overgehouden. Volgens de geneeskundige verklaring was het noodzakelijk om de twee centrale voortanden te verwijderen. Na het verwijderen van de voortanden heeft eerst een bottransplantatie plaatsgevonden alvorens de implantaten konden worden geplaatst.
Na genezing zou functioneel esthetisch herstel moeten plaatsvinden. De totale genezingstijd inclusief voortvloeiende ingrepen zou ongeveer twaalf maanden omvatten. Mogelijk zou op termijn nog een behandeling noodzakelijk zijn als gevolg van het opgelopen trauma.
Het hof merkt dit samenstel van letsels aan als zwaar lichamelijk letsel, mede gelet op de te verwachten en inmiddels gebleken totale genezingstijd.
Door het slachtoffer tegen het hoofd te schoppen heeft verdachte naar het oordeel van het hof bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet op dit gevolg. De verdachte mag van geluk spreken dat het ontstane letsel bij dergelijk geweld niet (nog) veel erger is dan uiteindelijk het geval is gebleken.
Het voorgaande brengt met zich dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hierna in de bewezenverklaring omschreven.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op
of omstreeks07 maart 2013 te Arnhem aan een ambtenaar, genaamd [slachtoffer] (brigadier van politie Gelderland-Midden), gedurende
of ter zake vande rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gescheurde lip en
/of meerderegebroken tanden onder botniveau en
/of meerderewonden in het gezicht en/of op het hoofd) heeft toegebracht, door deze opzettelijk
(met kracht
)(met
de hak vanzijn schoen)
(meermalen
)in het gezicht, althans tegen het hoofd te schoppen/trappen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte tijdens een herdenkingsbijeenkomst voor Theo Bos, de voormalige voetballer en trainer van voetbalclub Vitesse, een politieagent tijdens een worsteling meermalen keihard in zijn gezicht heeft geschopt.
De aanleiding van deze mishandeling was gelegen in de omstandigheid dat een beveiliger de vader van verdachte erop aansprak dat buiten het supportershome bier drinken niet was toegestaan. Hierdoor ging verdachte door het lint, naar eigen zeggen vanwege het feit dat zijn vader werd beledigd, door de alcohol die hij had genuttigd en de emoties van die avond. Toen het slachtoffer, de politieman [slachtoffer], verdere escalatie wilde voorkomen, raakten zij in een worsteling waarbij verdachte de politieagent met kracht vol in zijn gezicht heeft geschopt.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij tijdens een herdenkingsbijeenkomst, die toch een waardig verloop zou moeten hebben, onder invloed van alcohol iemand zonder enige noemenswaardige aanleiding zo zwaar heeft mishandeld. Verdachte wist bovendien dat hij van alcohol agressief kon worden.
De politieagent is hierdoor zijn twee voortanden verloren en zijn lip moest gehecht worden.
Uit informatie die de gemachtigde van de politieagent ter terechtzitting in hoger beroep heeft verstrekt is gebleken dat de politieagent pas zeer recent (januari 2015 dus bijna twee jaar na het bewezenverklaarde feit) zijn werkzaamheden volledig heeft kunnen hervatten.
Daarnaast heeft de politieagent te kampen gehad met psychische problemen. Het hof is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer ernstig feit en
dat alleen een gevangenisstraf een passende reactie is.
Het hof acht een zwaarder gekwalificeerd feit bewezen dan de rechtbank. Het hof is desalniettemin van oordeel dat de gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals hierna vermeld en zoals die is opgelegd door de rechtbank een passende straf is. Daarbij wordt aangetekend dat verdachte het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf inmiddels heeft uitgezeten.
De bijzondere voorwaarden zullen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ook ziet het hof evenals de rechtbank aanleiding om aan de proeftijd een stadionverbod te koppelen. Verdachte heeft weliswaar een civielrechtelijk stadionverbod, maar een strafrechtelijk stadionverbod kan bij overtreding ook daadwerkelijk worden bestraft met een terugmelding door de reclassering en een eventuele tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van de straf.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte meegewogen dat
verdachte na het bewezenverklaarde feit niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen en zijn leven ook qua werk inmiddels beter vorm heeft gegeven. Daarnaast blijkt uit het ‘Voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever’ gedateerd 22 december 2014 van de Reclassering Nederland te Arnhem dat verdachte goed meewerkt aan zijn bijzondere voorwaarden en dat de Reclassering voornemens is het verplichte reclasseringscontact en het toezien op de bijzondere voorwaarden te continueren.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak. Sedert het moment dat de zaak voor de eerste maal op de rol heeft gestaan bij dit hof is er een aanzienlijke periode verstreken alvorens de zaak ter terechtzitting in hoger beroep tot een afrondende inhoudelijke behandeling is gekomen. Het hof is, evenals de advocaat-generaal, gelet op het voorgaande van oordeel dat oplegging van een aanvullende onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.409,12. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.659,12. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ter terechtzitting van het hof is de hoogte van de gestelde materiële schade namens verdachte betwist. De gemachtigde van de benadeelde partij heeft vervolgens geen met stukken onderbouwd inzicht kunnen geven in de precieze omvang van de materiële schadeposten. Daarom kan het hof (slechts) tot de hierna te melden vaststelling van de omvang van die schade komen. Voor wat betreft de hoogte van de immateriële schade komt het hof tot hetzelfde oordeel als de rechtbank.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De bijzondere voorwaarden houden in dat veroordeelde:
1. zich moet blijven melden bij Reclassering Nederland, Toezichtunit 1 Oost, [adres] zo frequent en zolang de Reclassering dit noodzakelijk
acht;
2. moet deelnemen aan de gedragsinterventie Gl-GGZ Alcohol en geweld;
3. wordt verplicht mee te werken aan een diagnostisch onderzoek en een eventueel daaruit
voortvloeiende behandeling bij de forensische polikliniek van Kairos of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die
behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven voor zover de Reclassering dat noodzakelijk acht in samenhang met de eventuele andere behandelingen;
4. wordt verboden om iedere vorm van (hard)drugs of alcohol te gebruiken, zolang de
Reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere
voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urinecontrole respectievelijk
blaastest;
5. wordt verplicht tot het volgen van een leefstijltraining indien middels urinecontroles
wordt vastgesteld dat hij harddrugs heeft gebruikt;
6. wordt verboden zich gedurende de proeftijd te bevinden in of in de directe omgeving
van het stadion Gelredome te Arnhem.
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.750,00 (tweeduizend zevenhonderdvijftig euro) bestaande uit € 1.000,00 (duizend euro) materiële schade en (bij wege van voorschot) € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 2.750,00 (tweeduizend zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit € 1.000,00 (duizend euro) materiële schade en (bij wege van voorschot) € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. R. van den Heuvel, voorzitter,
mr. M. Barels en mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van T.M.M. van Lieshout-Witjes, griffier,
en op 27 januari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.