ECLI:NL:GHARL:2015:4707

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
TBS P15-0111
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep terbeschikkingstelling en onderzoek naar voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 11 februari 2015, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar heeft verlengd. De rechtbank had daarbij bepaald dat er voor de volgende verleningszitting door de reclassering onderzoek moest worden gedaan naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het hof oordeelt dat de verlengingsrechter geen imperatieve opdracht kan geven voor een dergelijk onderzoek, maar enkel kan adviseren over de wenselijkheid ervan. Het hof vernietigt daarom het deel van de beslissing van de rechtbank dat deze opdracht bevatte.

De terbeschikkinggestelde, die sinds 19 december 2013 in een FPA verblijft, heeft te maken met een chronische psychotische stoornis en heeft in het verleden alcohol gebruikt, wat leidde tot terugplaatsingen in de kliniek. Ondanks zijn medicatie blijft hij stemmen horen. De raadsman van de terbeschikkinggestelde pleit voor een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, maar het hof wijst dit verzoek af. Het hof concludeert dat er op dit moment geen aanleiding is voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, gezien de psychische toestand van de terbeschikkinggestelde.

Het hof bevestigt wel de beslissing van de rechtbank om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, omdat deze beslissing op goede gronden is genomen. Het hof beveelt aan dat er voor de volgende verlengingszitting een overleg plaatsvindt tussen betrokken partijen om te onderzoeken of de noodzakelijke zorg ook kan worden geboden door een andere instelling, zonder dat dit als een verplichting wordt opgelegd.

Uitspraak

TBS P15/0111
Beslissing d.d. 11 juni 2015
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
verblijvende in FPA [plaats],
onder verantwoordelijkheid van [kliniek] te [plaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 11 februari 2015, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar en de opdracht dat tegen de volgende verleningszitting door de reclassering onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 23 februari 2015;
  • de aanvullende informatie van [kliniek] van 8 mei 2015.
Het hof heeft ter zitting van 28 mei 2015 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten, en de advocaat generaal mr. A.H.J.M. Damen.

Overwegingen:

De aanvullende informatie van de kliniek
De terbeschikkinggestelde verblijft sinds 19 december 2013 in het kader van transmuraal verlof op de FPA [plaats], waar hij oefent met zijn vaardigheden en leert omgaan met de beperkingen die zijn psychische kwetsbaarheid met zich meebrengt. Hij is tweemaal in het kader van een time-out teruggeplaatst in [kliniek] omdat hij alcohol had gebruikt en gekocht voor medepatiënten. Na zijn terugkeer naar de gesloten afdeling van de FPA laat hij een redelijk stabiel beeld zien. De terbeschikkinggestelde is chronisch psychotisch. Er wordt besloten hem in te stellen op Clozapine. Al vrij snel klaagt hij over bijwerkingen. Inmiddels is de Clozapine weer afgebouwd en gebruikt hij dezelfde medicatie als voorheen. Hij volgt op dit moment psychomotore therapie. Tijdens zijn wandelingen met de therapeut komen verschillende onderwerpen aan bod, waaronder de stemmen die hij hoort. Op dit moment wordt met hem toegewerkt naar wonen op het terrein van de FPA [plaats]. Hij is aangemeld voor afdeling [naam]. Het doel is om toe te werken naar zo zelfstandig mogelijk functioneren. Er is nog geen onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De reclassering is verzocht een adviesrapport ten aanzien van proefverlof op te stellen en actief reclasseringscontact met de terbeschikkinggestelde op te starten.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde zit al lang vast. Het gaat redelijk goed met hem. Hij gebruikt zijn medicatie trouw. Ondanks het medicatiegebruik hoort hij elke dag stemmen, die negatief over hem spreken. Hij werkt mee aan de behandeling, die volgens hem niet zoveel voorstelt.
Hij wil niet graag naar afdeling [naam] op het terrein van de FPA [plaats], waar niet op de kamers mag worden gerookt en er ook geen rookkamer is. Hij zou liever resocialiseren vanuit een FKP of FPA in [plaats], omdat daar misschien wel mag worden gerookt. Roken is erg belangrijk voor hem.
De raadsman heeft aangevoerd dat de terbeschikkinggestelde geen agressieve incidenten heeft veroorzaakt, ook niet nadat hij alcohol had gebruikt. Bij hem is geen sprake van een directe relatie tussen alcoholgebruik en agressie of delicten. Hij spreekt maar incidenteel met mensen van [kliniek]. Deze kliniek is slechts op de achtergrond aanwezig. De FPA [plaats] heeft uitgebreide ervaring met terbeschikkinggestelden en psychiatrische patiënten. De terbeschikkinggestelde is vooral een psychiatrische patiënt. Gelet op de lange duur van de terbeschikkingstelling moet, zeker bij een psychiatrisch patiënt als de terbeschikkinggestelde, worden gekeken naar goede alternatieven.
De raadsman heeft primair verzocht om aanhouding ten behoeve van een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Subsidiair heeft de raadsman bevestiging van de verlengingsbeslissing bepleit.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De kliniek heeft negatief geadviseerd over een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De terbeschikkinggestelde heeft alcohol gekocht voor zichzelf en anderen. Ondanks de medicatie hoort hij nog steeds stemmen. Hij wordt nog altijd behandeld. Dit zijn contra-indicaties voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Het door de kliniek voorgestelde verloftraject dient te worden voortgezet. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de verlengingsbeslissing van de rechtbank, inclusief de overweging dat voor de volgende verlengingszitting door de reclassering onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging.
Het oordeel van het hof
Afwijzing verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof acht een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel niet aangewezen.
Gedeeltelijke vernietiging
De rechtbank heeft zowel in de overwegingen als in het dictum opgenomen dat tegen de volgende verleningszitting door de reclassering onderzoek moet zijn gedaan naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Voor een dergelijke imperatieve bepaling biedt het wettelijke beslissingskader van de verlengingsrechter geen ruimte. De verlengingsrechter kan zich in zijn overwegingen uitlaten over de wenselijkheid van een onderzoek door de reclassering naar de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voor de volgende verlengingszitting, maar dit niet als onderdeel van zijn beslissing opleggen. Het hof zal de beslissing van de rechtbank daarom in zoverre vernietigen.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat op dit moment geen aanleiding bestaat om voor de volgende verlengingszitting de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te doen onderzoeken. Gelet op de chronische psychotische stoornis van de terbeschikkinggestelde acht het hof het aangewezen dat voor die zitting wordt onderzocht of de nog noodzakelijk geachte beveiliging en psychiatrische zorg ook kunnen worden geboden door de FPA [plaats] of een soortgelijke instelling in het kader van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). Het hof gaat ervan uit dat bij het onderzoek sprake zal zijn van een overleg tussen betrokken partijen, waaronder in elk geval: een vertegenwoordiger van [kliniek], een vertegenwoordiger van de mogelijk beoogde instelling en een vertegenwoordiger van de reclassering, en dat zowel de kliniek als de reclassering voor de volgende verlengingszitting schriftelijk verslag doen van dat overleg.
Gedeeltelijke bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep, met overneming van die gronden voor het overige worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 11 februari 2015 met betrekking tot de
terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde],voor zover deze betreft de opdracht dat tegen de volgende verlengingszitting door de reclassering onderzoek moet zijn gedaan naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Bevestigtde beslissing voor het overige.
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. H.H.M. van Dijk als raadsheren,
en dr. A. Verheugt en drs. R. Vecht-van den Bergh als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 11 juni 2015 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.