Uitspraak
Basic,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep in de hoofdzaak
MITSDIEN:
MITSDIEN:
2.Grief I
3.Grief II
weldoor Basic is gekocht. Dat is onverenigbaar met de stellingen van [geïntimeerde]. Dezelfde conclusie moet worden getrokken als de door [geïntimeerde] geschetste afspraken niet zouden vaststaan. In dat geval zou daarop immers al haar vordering afstuiten. De vraag óf die afspraken vaststaan, beantwoordt het hof als volgt.
tegen)bewijs’ dient te leveren, heeft de rechtbank kennelijk bedoeld dat de stellingen van [geïntimeerde] omtrent de lease met die akte zodanig gemotiveerd zijn betwist, dat hetgeen Basic daaromtrent heeft betoogd voorshands voor waar moet worden gehouden.
De heer [X] van [Z] heeft contact met mij gezocht, omdat de leasecontracten niet werden betaald. Wij hebben [X] laten weten dat wij met een overname bezig waren en dat ij nieuwe leaseovereenkomsten zouden gaan afsluiten.”
nietwist dat de fitnessapparatuur geleaset was, zonder deze stelling in het licht van de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] nader te adstrueren, heeft de rechtbank het verweer van Basic (alsnog) als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
4.Grief III
HR 19 november 1999, NJ 2000, 117). Het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid dat ook nog in de toelichting op de grief is te lezen, moet het zonder enige toelichting doen, en strandt om die reden.
5.Grief IV
6.Grief V
7.Grief VI
1 november 2012 ten belope van € 3.390,93 per maand. De lease is immers pas op laatstgenoemde datum geëindigd.
4 maart 2011, omdat [geïntimeerde] bij brief van 12 februari 2013 aan Basic te kennen heeft gegeven dat de leasecontracten zijn beëindigd. Nu zij onbestreden heeft aangevoerd dat die beëindiging pas op 1 november 2012 heeft plaatsgevonden, moet dat deel van de het vonnis in beginsel worden vernietigd. [geïntimeerde] heeft evenwel niet gevorderd dat de vordering van na 4 maart 2011 verschenen leasetermijnen (tot 1 november 2012) alsnog dient te worden toegewezen. Blijkens het dictum heeft de rechtbank bovendien in weerwil van de andersluidende overwegingen wel in die zin beslist. [geïntimeerde] heeft daarom geen belang bij deze grief.
8.Slotsom
13 februari 2013 en 4 december 2013 worden bekrachtigd. In het principaal appel en het incident zal het hof Basic als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep veroordelen. In het incidenteel appel zullen de kosten worden gecompenseerd.
9.De beslissing
in eerste aanleg in conventieen stelt deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vast op € 6.394,50,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief V (4,5 punten) en op € 3.613,31 voor verschotten;
in eerste aanleg in reconventieen stelt deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vast op € 2.000,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief VI (1 punt) en op nihil voor verschotten;
van het hoger beroepen stelt deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vast op € 1.631,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief IV (1 punt) en op nihil voor verschotten;