Uitspraak
Univé,
Staatsbosbeheer,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Staatsbosbeheer heeft daarop een akte uitlating producties genomen.
Univé heeft gereageerd met een antwoordakte, waarbij één productie is overgelegd.
2.De verdere beoordelingnieuwe productie
vaststaande feiten
grief I in principaal appel.De grief betreft de vaststelling door de rechtbank dat [Y] vanaf 26 november 2000 het van Staatsbosbeheer afkomstige voer aan zijn runderen is gaan voeren. Het hof zal, nu deze ingangsdatum door Univé wordt betwist, geen ingangsdatum vermelden. Verder zijn geen grieven gericht tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, zodat het hof daar van kan uitgaan. Deze feiten komen aangevuld met enkele andere feiten op het volgende neer.
"Ondergetekende (…) is op 15-12-2000 in consult geroepen op het Charolais zoogkoeien-bedrijf van de heer [Y] te [plaats 1].De klachten waren: slechte opname kuilgras, te veel abortussen, enkele dieren <2> blind en hersenverschijnselen. Veehouder was overgegaan op een andere partij kuilgras omdat hij al een zekere argwaan t.o.v. de kuil kreeg. Ook de opname van deze kuil was niet veel beter. Verder werd er ter compensatie veel mais gevoerd.Na enkele herhalingsbezoeken waar bij deze dieren ondanks diverse ingestelde therapieen niet verbeterden, heeft ondergetekende het kuilgras bekeken, hierbij viel op dat er veel stengelachtige planten in zaten, dit bleek Jacobskruid te zijn. Op mijn advies is door een erkende monsternemer van het bedrijfslaboratorium voor grond en gewas te Oosterbeek een kuilmonster genomen en opgestuurd naar de Gezondheidsdienst voor dieren, dit is onder discipline van dr [A] onderzocht en bleek veel te veel Jacobskruid te bevatten
[Y] Staatsbosbeheer aansprakelijk geteld voor de door [Y] geleden schade.
€ 473.049,91 aan [Y] uitgekeerd. [Y] maakte aanvankelijk aanspraak op een bedrag van
€ 785.509,49.
“
- Wij kunnen slechts van een zeer beperkt aantal dieren vaststellen dat ze zijn afgekeurd en dat zij daadwerkelijk zijn afgevoerd via het slachthuis of via Rendac.- Bij de dieren waarvan schade wordt geclaimd en die zijn afgevoerd via het slachthuis is een groep waarbij volgens ons geen relatie is met leverfalen.- Jacobskruiskruid is niet de enige mogelijk oorzaak van de ontstane problemen. Ook lood, verboden bestrijdingsmiddelen, poliaromatische koolwaterstoffen, strooizout, ureum en mycotoxines behoren tot de mogelijke veroorzakers.- Wij achten het niet uitgesloten dat de opname van Jacobskruiskruid, lood, verboden bestrijdingsmiddelen, poliaromatische koolwaterstoffen, strooizout, ureum, mycotoxinen of schimmels al heeft plaatsgevonden op het land, voor 15 november 2000.- Wij hebben geen officiële bevestiging ontvangen van dieren die op het bedrijf zijn gestorven en via de destructiekanalen zijn afgevoerd.- Wij sluiten niet uit dat [Y] al vóór 15 november 2000 gezondheidsproblemen had met zijn veestapel.”
procedure in eerste aanleg
€ 473.049,91, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten, expertisekosten, proceskosten en wettelijke rente. Aan deze vorderingen heeft zij ten grondslag gelegd dat Staatsbeheer jegens [Y], in wiens rechten zij is gesubrogeerd, aansprakelijk is voor de door [Y] geleden schade, door voor de runderen van [Y] gevaarlijk, en daardoor ongeschikt ruwvoer, aan [Y] te leveren. Daardoor is Staatsbosbeheer toerekenbaar tekortgeschoten in de op haar rustende verplichting om deugdelijk ruwvoer te leveren, dan wel heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens [Y].
Als vaststaand moet worden aangenomen dat in de door Staatsbosbeheer in 2000 aan [Y] geleverde balen kuilvoer afkomstig van het perceel [3] Jacobskruiskruid heeft gezeten (1). Door kuilgras te leveren met daarin Jacobskruiskruid is Staatsbosbeheer tekortgeschoten jegens [Y] en heeft zij onzorgvuldig jegens hem gehandeld, nu Jacobskruiskruid voor runderen, en voor de meeste dieren, zeer giftig is en derhalve ongeschikt is als voer voor runderen (2).
Dit handelen is volgens de rechtbank ook toerekenbaar aan Staatsbosbeheer op basis van artikel 6:75 dan wel artikel 6:162 lid 3 BW (3).
Door de wanprestatie en onrechtmatige daad van Staatsbosbeheer is een risico in het leven geroepen ter zake van het ontstaan van schade. Doordat dit risico zich heeft verwezenlijkt, is daarmee het causaal verband tussen de wanprestatie / het onrechtmatig handelen en de schade gegeven. Het is aan Staatsbosbeheer om te stellen en te bewijzen dat die schade ook zonder de wanprestatie / onrechtmatige daad zou zijn ontstaan. Staatsbosbeheer zal aannemelijk moeten maken dat er een andere schadeoorzaak is. Univé dient echter eerst aannemelijk te maken dat de koeien ziek zijn geworden en door zijn gegaan door een vergiftiging met Jacobskruiskruid (4).
Dat is nog niet aannemelijk geworden. De door partijen ingeschakelde deskundigen verschillen daarover van mening. Om die reden zal een deskundigenbericht te worden gelast (5).
twee deskundigen benoemd, te weten prof. dr. [C] (hierna: prof. [C]) en prof. dr. ir. [D] (hierna: prof. [D]). De rechtbank heeft deze deskundigen de volgende vragen voorgelegd (6):
“Op basis van al wat uit het zaaksdossier blijkt met betrekking tot de ziekte, het ziekteverloop, de klinische verschijnselen en de sterfte van de koeien (van de heer [Y] te [plaats 1]) moet geconcludeerd worden dat, als gevolg van het eten van door SBB aan [Y] geleverde hooi en/of (voordroog)graskuil een beperkt aantal (geschat wordt niet meer dan 10) dieren ziekkunnen zijn geworden en dood kunnen zijn gegaan aan een Jacobskruiskruidvergiftiging.
“Vraag 1 : (…)In het zaaksdossier zijn geen eenduidige aanwijzingen te vinden dat de ziekte, het ziekteverloop, de klinische verschijnselen en de sterfte van de koeien veroorzaakt werd door een Jacobskruiskruidvergiftiging. De enige aanwijzing dat in dit geval sprake is van een
bespreking van de (overige) grieven
grieven I en II in (voorwaardelijk) incidenteel appelkomt Staatsbosbeheer op tegen de vaststelling door de rechtbank, en de onderbouwing daarvan, in het tussenvonnis van 30 september 2009, dat in de door Staatsbosbeheer in 2000 aan [Y] geleverde balen kuilvoer afkomstig van het perceel [3] Jacobskruiskruid heeft gezeten (de hiervoor als 1 aangeduide beslissing).
- [Y] zelf heeft als getuige een gedetailleerde verklaring afgelegd over het ruwvoer dat hij aan zijn runderen heeft gevoerd nadat deze in de loop van december 2000 op stal zijn gegaan en voordat ze ziek werden. Uit zijn verklaring volgt dat hij zijn runderen in die periode ruwvoer heeft gevoerd dat afkomstig was (van de laatste levering van) Staatsbosbeheer. Hij heeft aangegeven in welke kuil dat ruwvoer was opgeslagen en dat het nog niet op was toen hij er medio december 2000 met dierenarts [dierenarts] ging kijken. Later is een monster genomen van het voer en is hij met loonwerker [bedrijf 1] naar de plaatsen gegaan waar het voer van afkomstig was. Dat betrof de percelen [3] en [2]. [Y] heeft nadrukkelijk verklaard dat, en waarom, hij zijn runderen nog geen voer had gevoerd dat afkomstig was van het TT-circuit. Dat voer was natter dan het voer van Staatsbosbeheer en [Y] pleegt zijn runderen zo droog mogelijk voer te geven als ze net op stal komen;
- De verklaring van [Y] wordt op relevante onderdelen bevestigd door de getuigenverklaring van [dierenarts], die onder meer heeft verklaard dat [Y] hem in december 2000 de kuil met het voer heeft aangewezen, dat hij aan zijn runderen had gevoederd en dat die dat die kuil was aangebroken;
- De getuigenverklaring van [Y] wordt ook ondersteund door die van [bedrijf 1], de loonwerker die het kuilvoer heeft geperst en naar [Y] heeft getransporteerd. [bedrijf 1] heeft verklaard dat een werknemer van hem in augustus 2000 125 pakken ruwvoer heeft geperst en dat hij die pakken heeft getransporteerd naar het bedrijf van [Y]. Hij heeft verklaard dat zijn werknemer hem vertelde dat het voer “ruig” was, er zat “ruig spul” in, hoge planten die distels leken. [bedrijf 1] heeft aangegeven waar hij de desbetreffende partij bij [Y] heeft neergezet en dat hij in december 2000 of januari 2001, toen hij weer op het bedrijf van [Y] was, heeft gezien dat [Y] de kuil gebruikte. Hij heeft ook verklaard dat hij [Y] heeft aangewezen van welk perceel deze vracht ruwvoer afkomstig was en dat hij toen veel van “die planten” zag staan;
- Ook mevrouw [Y] heeft in een schriftelijke verklaring aangegeven dat de koeien tot medio december 2000 werden gevoerd met ruwvoer afkomstig van Staatsbosbeheer. Volgens die verklaring heeft zij geassisteerd bij de levering van het voer door [bedrijf 1]. Zij heeft aangewezen waar [bedrijf 1] het voer diende te deponeren. De runderen werden volgens haar gevoerd met voer van de kuil waar de laatste partij ruwvoer van Staatsbosbeheer is gedeponeerd;
- De heer [Z] heeft verklaard dat hij in februari 2001 plukmonsters heeft genomen uit een kuil, waar toen nog ongeveer 36 pakken stonden. Hij heeft op een kaartje aangewezen waar de kuil was gesitueerd;
- Uit het naar aanleiding van de monstername opgestelde rapport van de Gezondheidsdienst voor Dieren, dat in zoverre niet is bestreden door Staatsbosbeheer, volgt dat het monster voor het grootste deel bestaat uit Jacobskruiskruid;
- Ten slotte kan ook uit de verklaringen van de heren [medewerker 1] en [medewerker 2], beiden medewerker van Staatsbosbeheer, worden afgeleid dat Staatsbosbeheer ruwvoer aan [Y] heeft geleverd, dat afkomstig is van het perceel [3] en dat op dit perceel Jacobskruiskruid groeide.
1 augustus 2000 is geleverd. De laatste levering, en dat zou volgens [Y] de levering zijn waarmee hij zijn runderen heeft gevoerd, was afkomstig van het perceel [1], waar geen Jacobskruiskruid groeit. Staatsbosbeheer beroept zich daartoe op een door haar (inmiddels gepensioneerde) medewerker [medewerker 3], die nauwkeurig heeft bijgehouden wanneer en hoeveel ruwvoer van welk perceel is geleverd. [medewerker 3] is ook als getuige gehoord en heeft verklaard dat volgens zijn administratie op 1 augustus 2000 149 pakken zijn geleverd afkomstig van de percelen [3] en [2] en op 24 augustus 125 pakken afkomstig van het perceel [1]. Het hof kent geen doorslaggevende betekenis toe aan deze verklaring. Het neemt daarbij in aanmerking dat [Y] en [bedrijf 1] al in december 2000 zijn nagegaan van welke kuil [Y] in november/december 2000 zijn runderen heeft gevoerd en van welke kuilen het ruwvoer in die kuil afkomstig was. [bedrijf 1] weet ook nog dat dat voer afkomstig was van twee percelen. Uit zijn beschrijving van die percelen volgt dat het de percelen [3]/[2] betreft. Hun verklaringen worden bevestigd door de schriftelijke verklaring van mevrouw [Y], die ook inhoudt dat het ruwvoer dat in november/december 2000 aan de runderen werd gevoerd, afkomstig was van de laatste levering van Staatsbosbeheer.
“Aangenomen mag worden dat er, ongeacht de aanvoerdatum, in de periode eind november – 13 december van deze partij (hof: de partij afkomstig van de percelen [3]/De [2]
) van 149 balen werden gevoerd. Dit zou ook kloppen met het restant van 25 of 36 Vicon pakken dat op 14 februari nog aanwezig was, zoals aangegeven in de volgende alinea.”.Het hof gaat er dan ook aan voorbij.
de grieven III en IV in (voorwaardelijk) incidenteel appelkomt Staatsbosbeheer op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen en onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Y] (de hiervoor onder 2 en 3 aangeduide beslissingen). Het hof zal de beide grieven tezamen behandelen.
17 mei 2004 in opdracht van de verzekeraar van Staatsbosbeheer uitgebracht (aanvullend) onderzoeksrapport volgt dat de abundantie van Jacobskruiskruid op het perceel [3] naar schatting van de deskundige een tot enkele procenten is (in een tabel in het rapport wordt 1 tot 3% genoemd). In het rapport wordt gerefereerd aan een rapport van Oranjewoud, waarin is aangegeven dat er op het desbetreffende perceel “plaatselijk veel Jacobskruiskruid” voorkwam. De heer [Q] van [bedrijf 2] heeft als getuige het percentage van 1 à 3% herhaald. Bij een dergelijk percentage is, ook in het licht van hetgeen Staatsbosbeheer zelf opmerkt over het gehalte Jacobskruiskruid in het voer (2,5% is dodelijk), geen sprake van ruwvoer met een verwaarloosbare hoeveelheid Jacobskruiskruid, maar van ruwvoer dat gevaarlijk is voor de gezondheid van de runderen.
Staatsbosbeheer is dan ook tekortgeschoten in de nakoming van haar leveringsverplichting.
17 december 2010, ECLI:NL:HR:2012:BN6236) faalt, nu geen sprake was van een onbekend gebrek, maar zoals het hof heeft overwogen, van een gebrek - de giftigheid van Jacobskruiskruid -, dat de medewerkers van Staatsbosbeheer behoorden te kennen.
aannemelijk heeft gemaaktdat de runderen ziek zijn geworden door vergiftiging met Jacobskruiskruid, maar of zij dat heeft
bewezen. Volgens Univé heeft de rechtbank aldus de verkeerde maatstaf gebruikt. Voor toepassing van de omkeringsregel is immers voldoende dat de vergiftiging door Jacobskruiskruid aannemelijk wordt gemaakt. Aan Univé kan worden toegegeven dat de rechtbank in het kader van de toepassing van de omkeringsregel de verkeerde maatstaf heeft toegepast. Omdat de omkeringsregel niet van toepassing is, kan dit - op zichzelf terechte - verwijt Univé echter niet baten.
In haar antwoord op vraag 2 heeft prof. [C] geschreven dat, gelet op het feit dat het genomen monster Jacobskruiskruid bevatte, de verdenking dat op het bedrijf van [Y] sprake was van een vergiftiging met Jacobskruiskruid wel “begrijpelijk en rechtvaardig” was. Ook heeft zij in dat antwoord aangegeven dat het feit dat het jongvee op het bedrijf dat niet van de bemonsterde kuil had gegeten geen ziekteverschijnselen had het wel
aannemelijk maakt(maar niet bewijst) dat een verband bestaat tussen de graskuil en de geconstateerde ziekteverschijnselen. In de onderbouwing van de door haar gegeven antwoorden, heeft prof. [C] betreffende dit laatste nog het volgende geschreven (blz. 4 van haar rapport):
“Uit het rapport over de uitgevoerde onderzoeken kan afgeleid worden, dat de dieren in een slechte conditie waren. Een verband tussen deze slechte conditie en een leveraandoening / leverschade en het voeren van de bemonsterde partij kuilgras is aannemelijk (gezien andere dieren op het bedrijf, die deze graskuil niet gevoerd kregen volgens de dierenarts en de eigenaar (en: toevoeging hof) geen ziekteverschijnselen vertoonden) maar niet twijfelsvrij gedocumenteerd.”Het hof maakt uit het rapport van prof. [C] op dat de door de dierenarts vastgestelde klinische verschijnselen van de runderen en de bij de runderen gemeten bloedwaarden passen bij een vergiftiging met Jacobskruiskruid (maar dat de verschijnselen en waarden door de suboptimale vastlegging niet zo specifiek zijn dat ze
alleenpassen bij een dergelijke vergiftiging).
Prof. [D] concludeert in zijn rapport dat een beperkt aantal dieren (hij schat 10) ziek is geworden door een Jacobskruiskruidvergiftiging. Prof. [D] legt derhalve een verband tussen de dood van een (beperkt) aantal dieren en de door hem gerangschikte gegevens over de ziekte, het ziekteverloop, de klinische verschijnselen en de sterfte van de runderen van [Y]. Uit zijn rapport volgt dat hij het door hem geschatte aantal baseert op het uitgangspunt dat een hoeveelheid van 15 kg Jacobskruiskruid dodelijk is voor een rund. Uit het rapport van prof. [C], dat is gebaseerd op recentere literatuur, volgt echter dat dit uitgangspunt discutabel is. De door prof. [D] aangenomen beperking tot naar schatting 10 runderen is dan ook onvoldoende onderbouwd. Bovendien is niet alleen van belang of aannemelijk is dat de runderen door het eten van Jacobskruiskruid dood zijn gegaan, maar ook of ze door het eten van dat kruid ziek zijn geworden, zodat de letale dosis, als die al bepaalbaar zou zijn, niet doorslaggevend is.
In het rapport van prof. [D] worden enkele mogelijke oorzaken voor de sterfte en ziekte bij de runderen van [Y] uitgesloten, te weten loodvergiftiging (overigens acht ook prof. [C] een loodvergiftiging niet waarschijnlijk) en IBR, BVD en Blauwtong.
3.De beslissingHet gerechtshof alvorens nader te beslissen:verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 21 juli 2015voor akte uitlating bewijslevering;houdt iedere verdere beslissing aan;bepaalt dat het hof de door partijen gefourneerde procesdossiers onder zich houdt en dat partijen na de aktewisseling aanvullend zullen fourneren;
23 juni 2015.