ECLI:NL:HR:2010:BM1672

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02850
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overeenkomstenrecht en aansprakelijkheid bij veesterfte door St. Jakobskruiskruid

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om een geschil over een overeenkomst tot het maaien van grasland. De maaiers zouden als vergoeding het gemaaide gras behouden. Echter, door de aanwezigheid van het giftige St. Jakobskruiskruid in het maaigras, hebben de maaiers schade geleden door veesterfte. De partijen waren zich niet bewust van de giftigheid van het St. Jakobskruiskruid. De Hoge Raad heeft in cassatie de kwalificatie van de overeenkomst als een overeenkomst van opdracht niet bestreden, zoals eerder door de appelrechter was vastgesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de conformiteitseis van artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is in deze situatie. Het feit dat St. Jakobskruiskruid algemeen bekend staat als giftig, impliceert niet dat de eigenaar van het grasland hiervan op de hoogte was. De Hoge Raad concludeert dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 25 juni 2010, waarbij het principale beroep werd verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de verweerders werden begroot op € 5.989,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

25 juni 2010
Eerste Kamer
08/02850
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [vestigingsplaats],
3. [Verweerster 3],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder]
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 138562/HA ZA 04-1865 van de rechtbank Breda van 12 januari 2005 en 16 augustus 2006,
b. het arrest in de zaak 103.004.184 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 maart 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bij conclusie op verstek ter rolle van 3 oktober 2008 heeft de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade geconcludeerd tot nietigheid van het exploot van dagvaarding van 18 juni 2008, weigering van het gevraagde verstek en te verstaan dat de instantie geëindigd zal zijn.
Bij rolbeschikking van 28 november 2008 heeft de Hoge Raad bepaald dat de zaak weer zal worden uitgeroepen ter rolle van 12 december 2008.
[Verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De conclusie van antwoord, tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep, is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] mede door mr. M.M. van Asperen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep en het onbesproken laten van het incidenteel cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 28 april 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 5.989,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 juni 2010.