ECLI:NL:GHARL:2015:4607

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
200.168.110
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een familiezakenprocedure met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bijzondere curator. De zaak betreft een verzoek van de moeder van [kind 2] om een bijzondere curator te benoemen, zodat deze de belangen van haar kind kan vertegenwoordigen in een lopende procedure. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J. Breeveld, stelt dat de stem van [kind 2] niet voldoende wordt gehoord door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (GI). De GI betwist dit en stelt dat [kind 2] in staat is haar mening te verwoorden, maar er is een meningsverschil over de woonplaats van het kind.

Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de eerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland in aanmerking genomen. De moeder heeft in haar verzoekschrift onder andere gevraagd om herstel van het gezag over [kind 2] en wijziging van de omgangsregeling. De rechtbank heeft de moeder in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat er een belangenstrijd is tussen de moeder, de GI en de pleegouders, en dat de wens van [kind 2] om bij haar moeder te wonen niet duidelijk is.

Het hof heeft geoordeeld dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk is om de belangen van [kind 2] te waarborgen. De bijzondere curator zal [kind 2] vertegenwoordigen en begeleiden in de procedure. Het hof heeft mw. mr. [B] benoemd tot bijzondere curator en de advocaat van de moeder opgedragen om de processtukken aan de bijzondere curator ter beschikking te stellen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.168.110
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 261010)
beschikking van de familiekamer van 23 juni 2015
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Breeveld te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland,
(voorheen: Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland)
gevestigd te Harderwijk,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[pleegvader] en [pleegmoeder],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 25 april 2014, 27 augustus 2014 en 8 oktober 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie 1, ingekomen op 7 januari 2015;
- een brief van de GI van 24 februari 2015, ingekomen op 25 februari 2015, waarin de GI het hof laat weten af te zien van het indienen van een verweerschrift;
- een vermeerdering van eis van de moeder, ingekomen op 14 april 2015;
- een journaalbericht van mr. Breeveld van 2 juni 2015 met producties 2 en 3, ingekomen op 3 juni 2015.
2.2
Bij voormelde vermeerdering van eis verzoekt de moeder het hof een bijzondere curator te benoemen om de hierna te noemen [kind 2] te vertegenwoordigen in de procedure bij dit hof met het zaaknummer 200.163.077, verder te noemen: de hoofdzaak.
2.3
De mondelinge behandeling van het verzoek om een bijzondere curator te benoemen heeft op 9 juni 2015 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI is [A], jeugdbeschermer, verschenen. Tevens zijn de pleegouders in persoon verschenen. Hoewel behoorlijk opgeroepen is namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) niemand verschenen.
2.4
Zoals tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld is het journaalbericht van
mr. Breeveld van 2 juni 2015 met als bijlagen productie 2 en 3 niet binnen de daarvoor gestelde termijn conform het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven ingediend. Bovendien is gebleken tijdens de mondelinge behandeling dat de pleegouders, die belanghebbenden zijn in deze zaak, voormelde brief met bijlagen niet hebben ontvangen. Het hof heeft daarop beslist dat voormelde brief met bijlagen als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing wordt gelaten, omdat de bijlagen omvangrijk en niet eenvoudig te doorgronden zijn.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit het huwelijk van de moeder en [vader] (verder te noemen: de vader) zijn geboren:
- [kind 1], verder te noemen: [kind 1], op [geboortedatum] 1997, en
- [kind 2], verder te noemen: [kind 2], op [geboortedatum] 2002.
De ouders waren tot het overlijden van de vader op 25 februari 2007 gezamenlijk belast met het gezag over [kind 2].
3.2
Op 7 juni 2006 zijn [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld van de GI. Op 16 mei 2006 zijn [kind 1] en [kind 2] op vrijwillige basis uit huis geplaatst in een voormalig oppasgezin. [kind 1] en [kind 2] zijn vervolgens op 23 februari 2007 verhuisd naar de pleegouders. In de periode van april 2008 tot 17 december 2009 woonden [kind 1] en [kind 2] bij de moeder. Op 17 december 2009 zijn [kind 1] en [kind 2] wederom vrijwillig uit huis geplaatst bij de pleegouders. Op 10 februari 2010 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een pleeggezin in [plaats] en van [kind 2] bij de pleegouders uitgesproken. [kind 1] woont sinds medio 2013 weer bij de moeder.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2012 is de moeder ontheven uit het ouderlijk gezag over [kind 2] en is de GI tot voogd benoemd.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 13 maart 2014, heeft de moeder verzocht, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
1. zij wordt hersteld in het gezag over [kind 2], althans te bepalen dat er ex artikel 1:278 Burgerlijk Wetboek (BW) een proeftijd wordt bepaald hangende een onderzoek door de raad;
2. de omgang tussen haar en [kind 2] wordt uitgebreid naar drie weekeinden in de maand van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 17.00 uur alsmede de vakanties, althans de omgangsregeling zodanig uit te breiden op een wijze als de rechtbank juist acht;
3. de hoofdverblijfplaats van [kind 2] wordt gewijzigd naar haar adres per 1 juli 2014, althans een zodanige datum die de rechtbank juist acht;
4. [kind 2] wordt gehoord in deze ook indien zij de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 8 oktober 2014 heeft de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij haar en het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:250 BW kan de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator benoemen, om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, indien de rechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
4.2
De moeder stelt dat [kind 2] knel zit, omdat haar wens om weer bij haar moeder en haar broer te mogen wonen, door de GI niet wordt gehoord. [kind 2] heeft haar wens zowel bij de rechtbank als de raad kenbaar gemaakt. De stem van [kind 2] is, hoewel zij twaalf jaar is, niet of althans onvoldoende meegenomen in de beslissing van de rechtbank, aldus de moeder. Blijkbaar is [kind 2] niet gelukkig bij de pleegouders waar zij al jaren woont. In eerste aanleg is veel waarde gehecht aan de mening van de pleegouders. De pleegvader is de broer van de overleden vader van [kind 2]. Volgens de moeder wordt haar veel verweten ten aanzien van de wijze waarop de overleden vader van [kind 2] zijn leven heeft geleid. Dit oude persoonlijk zeer bij de pleegouders maakt dat zij niet neutraal en ontvankelijk naar haar vooruitgang willen of kunnen kijken, aldus nog steeds de moeder. Indien [kind 2] wel bij de pleegouders wil blijven wonen staat zij daar ook volledig achter. Zij wil alleen dat [kind 2] het gevoel krijgt dat haar mening wel degelijk serieus wordt meegenomen in de beslissing. Een bijzondere curator kan, nadat hij/zij met [kind 2] heeft gesproken, namens haar ter zitting en vooraf middels het uitbrengen van een verslag de stem van [kind 2] weergeven, aldus de moeder.
4.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI verweer gevoerd. Zij betwist dat de stem van [kind 2] niet wordt gehoord. [kind 2] is volgens de GI uitstekend in staat haar mening te verwoorden. Ze hebben alleen een verschil van mening over de plek waar [kind 2] het beste kan wonen. Er is geen conflict tussen de GI en [kind 2], maar alleen een meningsverschil dat goed bespreekbaar is met [kind 2]. De GI ziet niet de toegevoegde waarde van het benoemen van een bijzondere curator, omdat [kind 2] goed in staat is haar mening kenbaar te maken.
4.4
Het hof overweegt als volgt. Bij de beantwoording van de vraag of de benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De benoeming van een bijzondere curator dient echter niet plaats te vinden met als doel in het algemeen de belangen van de minderjarige te beschermen. De rechter heeft bij beantwoording van die vraag een grote mate van beoordelingsvrijheid (Hoge Raad 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY3968).
4.5
Het hof acht in dit geval, gelet op de belangen van [kind 2], de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk. In deze zaak is sprake van zeer uiteenlopende opvattingen aangaande het antwoord op de kernvraag of het in het belang van [kind 2] is of zij weer bij de moeder kan gaan wonen. [kind 2], de GI, de moeder en de (netwerk)pleegouders nemen ieder een eigen positie in en hebben, naar het zich laat aanzien, uiteenlopende en strijdige belangen. Bovendien is niet duidelijk in hoeverre de wens van [kind 2] om weer bij de moeder te gaan wonen authentiek is of dat deze wens ook deels wordt ingegeven door haar loyaliteit jegens de moeder. De taak van de bijzondere curator in de onderhavige procedure is vooreerst te waarborgen dat het belang van [kind 2] wordt behartigd. Daarnaast dient de bijzondere curator in ieder geval te onderzoeken in hoeverre de wens van [kind 2] (haar stem) om weer bij haar moeder te willen wonen authentiek is. Gelet op de nog te nemen beslissingen op de verzoeken in de hoofdzaak (verzoek om herstel van gezag, vaststellen omgangsregeling en wijziging hoofdverblijfplaats), de aard van de belangenstrijd en de consequenties van die beslissingen voor de lange termijn, zijn de belangen van [kind 2] er in dit specifieke geval bij gebaat dat een onafhankelijke derde opkomt voor haar belang, haar een stem geeft en haar vertegenwoordigt.
4.6
De bijzondere curator zal [kind 2] vanaf heden gedurende de procedure in de hoofdzaak zowel in als buiten rechte vertegenwoordigen en begeleiden. Het hof zal mr. [B], advocaat en mediator te [plaats], tot bijzondere curator benoemen. Mr. [B] heeft zich bereid verklaard deze opdracht op zich te nemen.
4.7
Teneinde de bijzondere curator in de gelegenheid te stellen op korte termijn van de zaak kennis te nemen zal het hof de advocaat van de moeder opdragen om binnen één week na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken in deze zaak en in de hoofdzaak aan de bijzondere curator ter beschikking te stellen.
4.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende op het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator:
benoemt tot bijzondere curator:
mw. mr. [B]
[adres]
[postcode en plaats]
[telefoonnummer]
bepaalt dat de advocaat van de moeder binnen één week na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken in deze zaak en in de hoofdzaak ter beschikking van de bijzondere curator zal stellen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Rijken, A.E.F. Hillen en T.M. Blankestijn, bijgestaan door mr. W. Nagelhout als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. T.M. Blankestijn en is op 23 juni 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.